Spraakaudiometrie wordt routinematig in de kliniek uitgevoerd. Het is een aanvulling op zuivere-toonaudiometrie, die alleen een indicatie geeft van de absolute perceptuele drempels van tonale geluiden (perifere functie), terwijl spraakaudiometrie het spraakverstaan en de spraakdiscriminatie (tussen fonemen) bepaalt. Deze methode is van groot belang bij de aanpassing van gehoorapparaten en voor de diagnose van bepaalde retrocochleaire pathologieën (tumor van de gehoorzenuw, auditieve neuropathie, enz.) en test zowel het perifere als het centrale systeem.
Spraakaudiogram
Normaal horende en slechthorende proefpersonen.
De spraakherkenningsdrempel (SRT) is het laagste niveau waarop een persoon een geluid kan identificeren uit een gesloten lijst van tweelettergrepige woorden.
De woordherkenningsscore (WRS) test vereist dat een lijst van éénlettergrepige woorden die de patiënt niet kent, wordt gepresenteerd op de spraakherkenningsdrempel + 30 dBHL. Het aantal correcte woorden wordt gescoord op het aantal gepresenteerde woorden om de WRS te verkrijgen. Een score van 85-100% correct wordt als normaal beschouwd wanneer de drempels voor zuivere tonen normaal zijn (A), maar het is gebruikelijk dat het WRS afneemt naarmate het perceptief gehoorverlies toeneemt.
De curve ‘B’ wijst daarentegen op hypoacusis (een lichte gehoorbeschadiging), en ‘C’ wijst op een ernstig verlies van spraakverstaanbaarheid met vervorming die optreedt bij intensiteiten van meer dan 80 dB HL.
Het is belangrijk onderscheid te maken tussen WRS, dat een indicatie geeft van het spraakverstaan, en SRT, dat het vermogen is om fonemen te onderscheiden.
Fonetisch materiaal en testcondities
Verschillende tests kunnen worden uitgevoerd met behulp van zinnenlijsten, eenlettergrepige of tweelettergrepige woorden, of logatomes (woorden zonder betekenis, ook bekend als pseudowoorden). Dissyllabische woorden vereisen mentale substitutie (identificatie door context), de andere niet.
Een paar voorbeelden
Fonix audiometrische test monosyllabische woorden: |
Fonix audiometrische test: disyllabische woorden |
||
Lijst n°1A : Laud Boot Pool Nag Limb Shout Sub Vine Dime Goose |
List n°2A : Pick Room Nice Said Fail South White Keep Dead Loaf |
Greyhound Schoolboy Inkwell Whitewash Pancake Mousetrap Eardrum Headlight Birthday Duck pond |
De teststimuli kunnen via een hoofdtelefoon worden gepresenteerd om elk oor afzonderlijk te testen, of in het vrije veld in een geluiddempende cabine, zodat het binauraal horen kan worden getest met en zonder gehoorapparaten of cochleaire implantaten. Het testmateriaal wordt aangepast aan de leeftijd en de taalvaardigheid van het individu.
Wat u moet onthouden
In het geval van een conductief gehoorverlies:
- de responscurve heeft een normale ‘S’-vorm, er is geen vervorming
- er is een verschuiving naar rechts ten opzichte van de referentie (normale drempel)
- er is een verhoging van de verstaanbaarheidsdrempel
In het geval van een sensorineuraal gehoorverlies:
- er is een verhoogde verstaanbaarheidsdrempel
- de curve kan normaal lijken behalve in de hogere intensiteitsregio’s, waar vervormingen wijzen op vervormingen
Phonetische testen worden ook routinematig in de kliniek uitgevoerd (vooral bij revalidatie na cochleaire implantatie). De uitvoering ervan neemt relatief veel tijd in beslag, maar maakt het mogelijk de reële sociale en linguïstische handicaps van slechthorenden te evalueren. Cochleaire deficiënties worden getest met de “CNC (Consonant Nucleus Consonant) Test” (korte woorden die weinig mentale rekrutering vereisen – fouten zijn zichtbaar op elk foneem en niet over het volledige woord) en centrale deficiënties worden getest met spraak in lawaai tests, zoals de “HINT (Hearing In Noise Test)” of “QuickSIN (Quick Speech In Noise)” tests, die zinnen zijn die worden uitgevoerd in lawaai.
Spraakaudiometrie bevestigt over het algemeen de resultaten van zuivere-toonaudiometrie, en geeft inzicht in de perceptuele vermogens van het individu. De verstaanbaarheidsdrempel is over het algemeen gelijk aan het gemiddelde van de intensiteit van de frequenties 500, 1000 en 2000 Hz, bepaald door middel van tonale audiometrie (gespreksfrequenties). Indien de resultaten van deze tests niet met elkaar overeenstemmen, moet de gebruikte diagnostische test, de kalibratie van de apparatuur of de betrouwbaarheid van de antwoorden in twijfel worden getrokken.
Ten slotte mag niet worden vergeten dat spraakaudiometrie in veel gevallen een gevoeligere indicator is dan zuivere toonaudiometrie, met inbegrip van revalidatie na cochleaire implantatie.