Louis-Jacques-Mandé Daguerre (1787 – 1851) was Frans kunstenaar, schilder, fotograaf, en een ontwikkelaar van het diorama theater. Hij is het meest beroemd om de ontwikkeling van de daguerreotypie, een van de eerste succesvolle methoden van fotografie.
Louis Daguerre werd geboren op 18 november 1787 in Cormeilles-en-Parisis, Val-d’Oise, in Frankrijk. Hij verzamelde zijn kennis via leercontracten en deed dat in architectuur, theatervormgeving en panoramisch schilderen. Geïnspireerd door de camera obscura probeerde hij een manier te vinden om het beeld dat het creëert te bewaren. Hij hoorde van Nicéphore Niépce die ook met fotografie experimenteerde en zij werden in 1829 partners met het idee om het fotografische proces te verbeteren. Niépce vond de heliograaf uit, een plaat bedekt met Judea bitumen dat verhardde bij blootstelling aan licht. De zachte delen waren gemakkelijk te verwijderen, maar de plaat moest uren of dagen worden belicht en het hele proces was niet al te praktisch. Toen Niépce in 1833 overleed, zette Daguerre zijn experimenten voort en verlegde zijn aandacht van bitumen naar zilverzouten die ook lichtgevoelig zijn. Hij gebruikte een dunne verzilverde koperen plaat en stelde die bloot aan de damp die door jodiumkristallen werd afgegeven, waardoor hij een laagje lichtgevoelig zilverjodide op het oppervlak kreeg. Dit proces noemde hij daguerreotypie en aanvankelijk had het ook lange belichtingsperioden nodig om een beeld te vertonen. Later ontdekte hij dat een onzichtbaar vaag beeld (“latent beeld” genoemd) dat het resultaat is van een veel kortere belichting, chemisch kan worden ontwikkeld tot een zichtbaar beeld als het wordt blootgesteld aan dampen die worden afgegeven door kwik dat tot 75°C wordt verhit. Het beeld wordt daarna gefixeerd door de plaat te wassen in een hete verzadigde oplossing van keukenzout. Bij verder experimenteren ontdekte Daguerre dat een milde oplossing van natriumthiosulfaat beter werkt en veel minder giftig is. De resulterende afbeelding is gespiegeld en de donkere delen van een afbeelding hebben een spiegelend oppervlak en moeten zo worden vastgehouden dat ze de donkere kleur weerkaatsen. Ze werden vaak in glas gevat om aanslag te voorkomen die optrad als een daguerreotypie te lang aan lucht werd blootgesteld. Aanvankelijk moest de belichting 10 minuten of meer duren, maar in een paar jaar slaagde Daguerre erin dit te verkorten tot slechts enkele seconden door verschillende chemicaliën en “snelle lenzen” te gebruiken.
Daguerre maakte zijn uitvinding in 1839 openbaar, maar aanvankelijk zonder uit te leggen hoe zijn proces werkte. Hij presenteerde het op 7 januari aan de Franse Academie van Wetenschappen. De secretaris van de Academie, François Arago, kreeg volledige uitleg over het principe, maar alleen onder strikte geheimhouding. De Franse regering kreeg de rechten op de daguerreotypie in ruil voor een levenslang pensioen voor Daguerre en Niépce’s zoon Isidore. Op 19 augustus 1839 gaf de Franse regering de rechten op daguerreotypie “vrij aan de wereld”, samen met volledige werkinstructies. In 1939 gaf de National Academy of Design Louis Daguerre de titel van Ere-Academicus.
Naast de fotografie werkte Daguerre aan diorama’s en vond ze in feite uit met Charles Marie Bouton. Het waren taferelen die, wanneer ze van voren werden belicht, het ene tafereel toonden en wanneer ze van achteren werden belicht, het andere. Zo konden treinen rijden en dan botsen of het landschap voor en na de aardbeving worden getoond. Het eerste dioramatheater werd geopend op 11 juli 1822 en toonde twee diorama’s – de ene van Daguerre en de andere van Bouton, die na verloop van tijd standaard werden en waarbij de ene altijd een interieur liet zien en de andere een landschap. Deze diorama’s waren geen speelgoed maar grote scènes. Sommige scènes waren 20 meter breed en 14 meter hoog en werden bekeken door een publiek van ongeveer 350 mensen. Bouton trok zich uiteindelijk terug, en liet het dioramatheater over aan Daguerre.
Louis Daguerre overleed op 10 juli 1851 in Bry-sur-Marne aan een hartverlamming.