Mutaties in de kaderregio’s van antilichamen komen in cellen voor door somatische hypermutatie en tijdens de affiniteitsrijping van het antilichaam. In vitro kunnen mutaties van het FR ontstaan door natuurlijke oorzaak of door blootstelling aan mutagenen. Recente studies van kadermutaties impliceren dat de flexibiliteit of stijfheid van het kader de specificiteit van het antilichaam voor het beoogde epitoop kan wijzigen. Hoewel het kadergebied geen directe interactie met het antigeen heeft, bepaalt de structuur ervan of de CDR’s met het antigeen kunnen interageren. Indien de CDR-regio’s een hoge affiniteit hebben voor het epitoop van het antigeen, is gebleken dat een stijver kadergebied doeltreffender is. Wanneer CDR geen hoge affiniteit voor antigeen hebben, kunnen mutaties in het FR die een flexibeler structuur creëren, een hogere affiniteitsrijping mogelijk maken.
Natuurlijke mutaties in de variabele regio zijn gewoonlijk het gevolg van door activering geïnduceerde cytidine deaminase (AID). AID leidt tot deaminatie van cytosine naar uracil in het DNA en resulteert in somatische hypermutatie. Deze somatische hypermutatie maakt het mogelijk van immunoglobulineklasse te veranderen, maar resulteert ook in affiniteitsrijping van het antilichaam. De CDR zijn de gebieden van de variabele regio’s die in contact komen met antigeen en daarom zien we de meeste mutatie in deze gebieden. Hoewel de kaderregio’s van het antilichaam ook gemuteerd zijn. Studies hebben aangetoond dat wanneer de CDR niet gemuteerd kunnen worden en alleen het FR gemuteerd is, bepaalde mutaties kunnen leiden tot een verhoogde expressie en thermostabiliteit van het antilichaam in zijn geheel.Humanisering van antilichamen is een voorbeeld van nuttige genetische manipulatie in de geneeskunde van vandaag. Vermenselijkt antilichaam verwijst naar de aanmaak van niet-menselijke antilichamen in vivo en in reactie op antigeen, vervolgens de isolatie en vermenselijking van het kader en de constante regio’s. Men heeft ontdekt dat, hoewel deze antilichamen bij de overgang relatief intact blijven, deze modificaties ook kunnen leiden tot een verminderde bindingsaffiniteit in de gehumaniseerde kaderregio’s en tot onjuiste vouwing bij de mens. Aangenomen wordt dat deze waarneming te wijten is aan de rol van het kadergebied in de antilichaamstructuur.