Fotocredit: Andrew S. Guwood, OD, en Marc D. Myers, OD
Polaire cataracten vertonen een autosomaal dominant overervingspatroon, en manifesteren zich meestal als een ondoorzichtige, ronde of schijfvormige laesie die zich in de achterste lens bevindt. Ze vertonen een dichte, gelaagde verschijning (vergelijkbaar met die van een ui).
Polaire cataracten presenteren zich meestal bilateraal; sporadische overervingspatronen kunnen echter unilaterale presentaties opleveren. De meeste patiënten die posterieure polaire cataract ontwikkelen, moeten gewoon in de gaten worden gehouden totdat ze significante visuele stoornissen melden (bijv. uitgesproken schittering).
Polaire cataracten bestaan voornamelijk uit dysplastische of misvormde lensvezels die zich aan het achterste kapsel hechten. Bij meer dan één op de vier getroffen personen is het achterste kapsel defect als gevolg van aanzienlijke verdunning, wat een uitdaging kan vormen voor veel cataractchirurgen in het voorste segment.1 Het blijkt ook dat jongere patiënten die aanzienlijke visuele veranderingen ondervinden als gevolg van polaire cataracten, meer kans hebben op een defect in het achterste kapsel.
Bij verwijzing is het noodzakelijk om de cataractchirurg specifiek te informeren dat de patiënt posterieure polaire cataracten heeft. Waarom? Omdat hij of zij extra voorzorgsmaatregelen moet nemen, zoals het vermijden van hydrodissectie om kapselruptuur of blow-out te voorkomen, en het vallen van de kristallijne lens in het glasvocht.
1. Osher RH, Yu BC, Koch DD. Posterior polar cataracts: a predisposition to intraoperative posterior capsular rupture. J Cataract Refract Surg. 1990;16(2):157-62.