Inversie van het werkwoord vóór het onderwerp is een veel voorkomend verschijnsel in Engelse zinnen. De natuurlijke volgorde van Engelse zinnen is (onderwerp + werkwoord + . . .) maar soms wordt het (werkwoord + onderwerp). Inversie komt het meest voor bij de vraagvorm van de zinnen. Er zijn echter weinig andere omstandigheden waarin inversie van onderwerp en werkwoord voorkomt.
Inversie in vragen:
Bijna alle vormen van vragende zinnen (zonder onderwerp vragen en ingebedde vragen) gebruiken inversie. Deze zinnen plaatsen het hulpwerkwoord altijd voor het onderwerp.
Voorbeeld:
- Gaat hij naar de club?
- Ging hij naar de club?
- Waar is de club?
- Wie is die man die daar staat? (Geen inversie want het is een onderwerpsvraag)
Inversie in andere uitdrukkingen:
Vele andere negatieve en bevestigende zinnen gebruiken inversie.
1. Affirmatieve en negatieve overeenstemming: alleen na zo, noch, geen van beide, maar niet in de gevallen van ofwel en ook.
Voorbeelden:
- Alex ging naar de club, en zijn broer ook.
- Alex ging naar de club, en Jenny ook. (Geen omkering)
- Robert heeft nog niet bereikt, zijn metgezel ook niet.
- Robert heeft nog niet bereikt; Robin ook niet. (Geen inversie)
- Russel is geen voetballer, en Alex ook niet.
2. Negatieve bijwoordelijke uitdrukkingen aan het begin van de zin.
Voorbeeld:
- In geen geval moeten we op hun aanbod ingaan.
- Weinig wisten ze van mij.
- Nooit heeft hij zich zo beschaamd gevoeld.
- Zelden gaan ze naar een tour.
- Zelden zien we zigeuners.
- Zelden praten ze met elkaar.
3. Beginnend met alleen & niet alleen.
Voorbeeld:
- Alleen als zij komen zou ik gaan
- Alleen door te onderzoeken kun je dit probleem oplossen.
- Alleen na de lunch kun je spelen.
- Niet alleen hebben ze de volwassenen gedood, maar ook de kinderen.
4. Bijwoordelijke voornaamwoorden aan het begin van een zin.
Voorbeeld:
- Nauwelijks was ik daar aangekomen, toen hij vertrok.
- Zelden is de leraar vroeg klaar met zijn les.
- Zelden vergeet Alex zijn
5. Bijwoorden van plaats (hier & daar) aan het begin van een zin. Bij dit soort zinnen moet het hoofdwerkwoord (niet het hulpwerkwoord) vóór het onderwerp komen.
Voorbeeld:
- Er staat een dame voor de club.
- Hier komt de koning.
- Hier is uw zelfgemaakte cola.
- Er zijn zoveel mensen op dat veld.
6. Sommige voorzetseluitdrukkingen aan het begin van een zin.
Voorbeeld:
- In de kamer kwam zij toen ik sliep.
- Achter mij huilt een kind.
- Over de tafel hangt een schilderij.
7. Voorwaardelijken zonder voegwoord
Voorbeeld:
- Was hij daar geweest, dan had hij het kunnen zien.
- Ware ik de president, dan zou ik de goede dingen kunnen doen.
- Ware hij mijn broer, dan zou ik hem steunen om zijn dromen te bereiken.
- Mocht je daarheen gaan, dan ga ik met je mee.