Diagnose
Congenitale CMV infectie wordt vastgesteld door detectie van CMV DNA in de urine, speeksel (voorkeursmonster), of bloed, binnen drie weken na de geboorte. De infectie kan niet worden gediagnosticeerd met tests die antilichamen tegen CMV opsporen. Congenitale CMV-infectie kan niet worden gediagnosticeerd met behulp van monsters die meer dan drie weken na de geboorte zijn afgenomen, omdat testen na deze tijd geen onderscheid kunnen maken tussen een congenitale infectie en een infectie die tijdens of na de bevalling is verworven.
Voor de diagnose van verworven CMV-infectie, zie Interpretatie van laboratoriumonderzoek.
Behandeling
Voor zuigelingen met tekenen van congenitale CMV-ziekte bij de geboorte, kunnen antivirale geneesmiddelen, zoals ganciclovir of valganciclovir, het gehoor en de ontwikkelingsresultaten verbeteren. Ganciclovir kan ernstige bijwerkingen hebben en is alleen onderzocht bij zuigelingen met symptomatische congenitale CMV-ziekte. Er is beperkte informatie over de effectiviteit van ganciclovir of valganciclovir voor de behandeling van zuigelingen met gehoorverlies alleen.
Behandeling
Elke zuigeling met de diagnose congenitale CMV-infectie moet regelmatig gehoor- en visustests ondergaan. De meeste baby’s met congenitale CMV groeien gezond op. Vroegtijdige opsporing en interventie voor kinderen met gehoor- en gezichtsproblemen kan de resultaten verbeteren. Voor meer informatie, zie deze CDC-website over gehoorverlies bij kinderen.