1. De intrinsieke groeisnelheid als voorspeller van de levensvatbaarheid van populaties onder invloed van de opwarming van het klimaat. De laatste tijd is er belangstelling voor het gebruik van de intrinsieke groeisnelheid (rm) om de effecten van klimaatopwarming op de levensvatbaarheid van ectotherme populaties te voorspellen. Maar omdat rm berekend wordt met behulp van de Euler-Lotka vergelijking, hangt de betrouwbaarheid ervan bij het voorspellen van populatie persistentie af van de vraag of ectotherme populaties een stabiele leeftijd/stadium verdeling kunnen bereiken in thermisch variabele omgevingen. Hier onderzoeken we dit met behulp van een wiskundig raamwerk dat mechanistische beschrijvingen van temperatuureffecten op vitale parameters integreert in een gestructureerd populatiemodel dat op realistische wijze de temperatuursgeïnduceerde variabiliteit in ontwikkelingsvertragingen weergeeft die kenmerkend is voor de levenscycli van ectothermen. 2. We stellen vast dat populaties die te maken hebben met seizoensgebonden temperatuurvariaties convergeren naar een stadiumverdeling waarvan het intra-jaarlijkse patroon onveranderlijk blijft doorheen de jaren. Als gevolg daarvan blijft ook de gemiddelde jaarlijkse groeisnelheid per hoofd van de bevolking constant tussen de jaren. Het belangrijkste inzicht is het mechanisme dat populaties in staat stelt te convergeren naar een stationaire faseverdeling. Temperatuureffecten op de biochemische processen (b.v. enzymkinetiek, hormonale regulatie) die ten grondslag liggen aan levensgeschiedeniskenmerken (voortplanting, ontwikkeling en sterfte) vertonen welomschreven thermodynamische eigenschappen (b.v. veranderingen in entropie en enthalpie) die leiden tot voorspelbare uitkomsten (b.v. verlaging van reactiesnelheden of hormonale werking bij extreme temperaturen). Als gevolg daarvan vertonen levensgeschiedeniskenmerken een systematische en voorspelbare reactie op seizoensgebonden temperatuurschommelingen. Dit leidt op zijn beurt tot temporeel voorspelbare temperatuurreacties van de stadiumverdeling en de groeisnelheid per hoofd van de bevolking. 3. Wanneer de opwarming van het klimaat een stijging van de gemiddelde jaarlijkse temperatuur en/of de amplitude van de seizoensschommelingen veroorzaakt, voorspelt het populatiemodel dat de gemiddelde jaarlijkse groeisnelheid per hoofd van de bevolking binnen 100 jaar tot nul daalt wanneer de opwarming langzaam is ten opzichte van de ontwikkelingsperiode van het organisme (0,03-0,05°C per jaar) en ruim vóór 100 jaar negatief wordt, met uitsterving van de populatie tot gevolg, wanneer de opwarming snel is (bv. 0,1°C per jaar). De Euler-Lotka vergelijking voorspelt een tragere afname van rm bij langzame opwarming en een langere persistentieperiode bij snelle opwarming, waarbij de afwijking tussen de twee metriek toeneemt met toenemende ontwikkelingsperiode. Deze resultaten suggereren dat voorspellingen van de levensvatbaarheid van ectotherme populaties gebaseerd op rm alleen geldig zijn voor soorten met een korte ontwikkelingsvertraging, en zelfs dan, alleen op korte tijdschalen en onder trage opwarmingsregimes.