BEHANDELINGSMOGELIJKHEDEN VOOR CHRONISCHE MIGRAINE EN ANDERE CHRONISCHE DAGELIJKSE HOOFDPIJN

CM wordt gekenmerkt door ten minste een 3 maanden durende voorgeschiedenis van hoofdpijn die >15 dagen/maand optreedt, waarbij op >8 dagen/maand aan de criteria voor migraine wordt voldaan, bij afwezigheid van overmatig gebruik van geneesmiddelen.1 De diagnose CM kan echter met vertrouwen worden gesteld bij een patiënt met >15 hoofdpijndagen per maand en een voorgeschiedenis van migraine. Volgens de ICHD-II kan, wanneer CM gepaard gaat met MOH, alleen de diagnose waarschijnlijk CM en waarschijnlijk MOH worden gesteld, en pas na het staken van overmatig medicijngebruik en het aanhouden van hoofdpijn kan de diagnose CM worden gesteld. Praktisch gezien is het staken van acute medicatie als enige therapeutische interventie buitengewoon moeilijk in de klinische praktijk. Acute MO komt voor bij tweederde van de patiënten met CM, en het gebruik van profylactische medicatie is effectief gebleken zonder het intrekken van acute medicatie. De meest pragmatische benadering is het starten van profylactische therapie terwijl de acute medicatie wordt geminimaliseerd tot 2 dagen per week.

De meeste patiënten met CM hebben een geschiedenis van episodische migraine met een geleidelijke overgang naar meer frequente hoofdpijn; bij 30% kan de overgang echter abrupt zijn. Gecontroleerde epidemiologische studies hebben de aanvalsfrequentie (>4/maand), obesitas (body mass index >30), MO, stressfactoren in het leven, snurken/slaapapapapneu/slaapstoornissen, cafeïnegebruik, vrouwelijk geslacht, hoofdletsel, lage opleiding/sociaal-economische status, en vroegere geschiedenis van episodische migraine geïdentificeerd als risicofactoren die CM bevorderen.3

Een agressieve aanpak, met farmacologische en niet-farmacologische opties, is vaak nodig om CM te behandelen (figuur). Het vermijden van identificeerbare triggers en het reguleren van dagelijkse activiteiten volgens een schema kan helpen. Het aanpakken van risicofactoren zoals slechte slaap, overmatige cafeïne inname, gebrek aan beweging, uitdroging, en angst en depressie zijn allemaal niet-farmacologische gebieden die kunnen helpen bij een succesvolle behandeling van CDH. Functionele beeldvormingsstudies hebben aangetoond dat angst en aandacht voor pijn de centrale antinociceptieve netwerken kunnen onderdrukken. Ontspanningstraining, biofeedback, stressmanagement en cognitieve gedragstherapie stellen patiënten in staat controle uit te oefenen over anders automatische fysiologische reacties die de pijnmodulatie beïnvloeden. Een recent gerandomiseerd onderzoek met 203 volwassenen met CTTH toonde aan dat de combinatie van tricyclische antidepressiva en stressmanagementtherapie effectiever was dan elk van beide.4 Goed opgezette onderzoeken toonden de effectiviteit van deze technieken aan, en ze hebben een aanbeveling van niveau A gekregen van de richtlijnen van het United States Headache Consortium en de American Academy of Neurology Practice Parameter bij de behandeling van migraine.5

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.