Eénenenenenveertig albums in zijn legendarische carrière, Van Morrison blijft een van de meest blijvende studies in de rockwereld in contrast, nooit veranderen en voor altijd rusteloos. Three Chords and The Truth is zijn zesde plaat in de afgelopen vier jaar, de laatste verzending van een bijzonder productieve periode, en de eerste met volledig nieuwe originele nummers sinds 2012’s Born to Sing: No Plan B (minus een co-writ met tekstschrijver Don Black). Hoewel hij dicht bij de conservatieve R&B, blues en jazz modi blijft die zijn jaren ’00 discografie hebben bepaald, laten de 14 nummers van de LP zijn vastberadenheid zien om diepgang te wringen uit zelfs de meest gewone taal. Songwriter Harlan Howard bedacht de uitdrukking “Three chords and the truth” om de noodzakelijke ingrediënten voor country- en westernmuziek te beschrijven, maar dit is geen countryplaat. Van heeft het over zijn verlangen om eenvoudige rijmen en traditionele songstructuren te nemen en ze te doordrenken met Caledonia soul heaviness.
Zoals het is sinds zijn razende begin met Them, is het Morrisons stem die hem die speelruimte geeft. Op 74 jarige leeftijd klinkt hij ongelooflijk, zijn stem dieper en rijker met de leeftijd, grommend, kirrend, en af en toe blaffend over bekende maar resonerende zorgen. Zoals altijd is hij chagrijnig – ziek van de machtigen die met alles wegkomen (het Brexit-commentaar “Nobody in Charge”), geïrriteerd door roem en de complicaties van het sterrendom (“Fame Will Eat the Soul,” met een opzwepende call and response assist door Righteous Brother Bill Medley), en onzeker of goedheid enig verschil maakt in een gecompromitteerde wereld (“Does Love Conquer All”).
Maar hij is even nostalgisch, riffend over de vreugde van geluid op het titelnummer en oprecht herinnerend aan de vrijheid en zuiverheid van de jeugd (“Early Days,” “In Search of Grace”). Er is een warmte hier die herinnert aan zijn hoogwatermerken uit de jaren ’90, Hymns to the Silence en The Healing Game, en zelfs nog verder terug in de tijd gaat naar Tupelo Honey uit 1971, dat de charmes van huiselijkheid in evenwicht bracht met R&B raves. De subtiele maar voelbare drive van de plaat is te danken aan de fantastische begeleidingsband. Met Astral Weeks gitarist Jay Berliner in de mix, ondersteunen ze Morrison op sympathieke wijze. “It’s called ’the flow,'” zei Morrison in een recent interview, waarin hij zijn optimale omstandigheden voor het maken van muziek beschreef. “Ik weet niet precies hoe dat werkt. Ik weet alleen wanneer ik erin zit.”
“The flow” maakt Three Chords and The Truth tot een uiterst plezierige luisterervaring, maar het zijn de momenten waarop Morrison minder gesetteld klinkt die het meeste gewicht in de schaal leggen. Het derde nummer van het album, “Dark Night of the Soul”, gaat nooit zo ver weg als epische nummers als “Madame George” en “Listen to the Lion”, en evenaart ook niet de uitgesponnen glans van zijn albums uit de jaren ’80 met trompettist Mark Isham, maar het wordt wel gegrepen door dezelfde existentiële vurigheid. De milde warmte heeft veel gemeen met “Rough God Goes Riding” uit 1997, een zacht midtempo nummer met apocalyptische visioenen die zich in het volle zicht verbergen. Met een verwijzing naar het gedicht van de 16e-eeuwse christelijke mysticus Johannes van het Kruis over de onkenbaarheid van God, een gedicht waarover hij al vaker gezongen heeft, laat Morrison zien hoe zijn schemerjaren zijn verlangen naar groei, zijn verlangen naar een dieper begrip niet hebben verminderd. Morrison besluit het nummer met gepassioneerde vocale riffs, waarbij hij zijn stem behandelt als een saxofoon die bijna tot het breekpunt is geduwd.
Die spanning, tussen het sublieme en het angstaanjagende, is altijd de brandstof geweest voor Morrisons beste werk. Hij is altijd gespleten tussen het verlangen naar volledige vrijheid en een liefde voor strakke structuur; Hij is een man die ooit riep L. Ron Hubbard in de liner notes van Inarticulate Speech of the Heart, maar ook “zou niet aanraken met een 10-meter lange stok.” Hij was een profeet van metafysische openheid en ook de chroniqueur, zoals auteur Steven Hyden heeft opgemerkt, van “een oneindig aantal grieven, zowel echte als ingebeelde.” Er zijn niet veel songwriters die het woord “skullduggery” in een tekstboek kunnen passen, zoals Morrison hier doet met “You Don’t Understand.” En er zijn er nog minder die het woord zo natuurlijk laten klinken – in Morrisons songs zijn gejammer en getuigenis nooit ver van elkaar verwijderd.
Net als zijn leeftijdgenoot Bob Dylan heeft Morrison weerklank gevonden in het zingen van een soort standards. Deze keer zijn ze allemaal van zijn eigen ontwerp, en zijn grillige, niet aflatende verlangen naar kosmische vervulling bezielt hen. Comfortabel aangesteld in zijn nadagen, jaagt hij nog steeds naar verlichting, achtervolgd door “de dingen die ik misschien nog niet weet,” zoals hij het zegt in “Dark Night of the Soul.” Voor Morrison zijn er altijd mysteries over om te verwoorden.
Koop: Rough Trade
(Pitchfork kan een commissie verdienen aan aankopen via affiliate links op onze site.)