Samenvatting
Een naamloze verteller opent het verhaal door zich tot de lezer te richten en te beweren dat hij nerveus is, maar niet gek. Hij zegt dat hij een verhaal gaat vertellen waarin hij zijn geestelijke gezondheid verdedigt en toch toegeeft een oude man te hebben vermoord. Zijn motivatie was noch passie, noch geldzucht, maar eerder angst voor het lichtblauwe oog van de man. Nogmaals, hij houdt vol dat hij niet gek is omdat zijn koele en weloverwogen acties, hoewel misdadig, niet die van een gek zijn. Elke nacht ging hij naar het appartement van de oude man en observeerde stiekem hoe de man sliep. s Morgens gedroeg hij zich alsof alles normaal was. Na een week van deze activiteit, besluit de verteller, enigszins willekeurig, dat de tijd rijp is om de oude man daadwerkelijk te doden.
Als de verteller echter laat op de achtste nacht aankomt, wordt de oude man wakker en schreeuwt het uit. De verteller blijft stil zitten en stalkt de oude man terwijl hij wakker en bang is. De verteller begrijpt hoe bang de oude man is, omdat hij ook de eenzame verschrikkingen van de nacht heeft meegemaakt. Al snel hoort de verteller een dof bonzen dat hij interpreteert als de doodsbange hartslag van de oude man. Bezorgd dat een buurman het luide bonzen zou kunnen horen, valt hij de oude man aan en doodt hem. Daarna snijdt hij het lichaam in stukken en verstopt de stukken onder de vloer in de slaapkamer. Hij is voorzichtig om zelfs geen druppel bloed op de vloer achter te laten. Terwijl hij klaar is met zijn werk, slaat een klok het uur van vier. Op hetzelfde moment hoort de verteller geklop aan de straatdeur. De politie is gearriveerd, gebeld door een buurman die de oude man heeft horen gillen. De verteller is voorzichtig om een praatje te maken en normaal te lijken. Hij leidt de agenten door het huis zonder zich verdacht te gedragen. Op het hoogtepunt van zijn bravoure neemt hij ze zelfs mee naar de slaapkamer van de oude man om te gaan zitten en te praten op de plaats van de misdaad. De agenten vermoeden niets. De verteller voelt zich op zijn gemak tot hij een laag dreunend geluid begint te horen. Hij herkent het lage geluid als het hart van de oude man, dat bonkt onder de vloerplanken. Hij raakt in paniek en denkt dat de politiemannen het geluid ook moeten horen en weten dat hij schuldig is. Waanzinnig geworden door het idee dat ze zijn doodsangst bespotten met hun gezellige geklets, bekent hij de misdaad en schreeuwt tegen de mannen dat ze de vloerplanken moeten openbreken.
Analyse
Poe maakt in “Tell-Tale Heart” – een van zijn kortste verhalen – zuinig gebruik van zijn woorden om een studie te geven van paranoia en mentale aftakeling. Poe ontdoet het verhaal van overbodige details om de obsessie van de moordenaar voor specifieke en onopgesmukte zaken te benadrukken: het oog van de oude man, de hartslag, en zijn eigen aanspraak op krankzinnigheid. Poe’s economische stijl en puntig taalgebruik dragen dus bij aan de inhoud van het verhaal, en misschien is deze associatie van vorm en inhoud wel exemplarisch voor paranoia. Zelfs Poe zelf is, net als het kloppende hart, medeplichtig aan het complot om de verteller in zijn boosaardige spel te betrappen.
Als een studie in paranoia belicht dit verhaal de psychologische tegenstrijdigheden die bijdragen aan een moorddadig profiel. De verteller geeft bijvoorbeeld in de eerste zin toe dat hij vreselijk nerveus is, maar hij kan niet begrijpen waarom men hem voor gek zou verklaren. Hij verwoordt zijn zelfverdediging tegen waanzin in termen van een verhoogd zintuiglijk vermogen. In tegenstelling tot de eveneens nerveuze en overgevoelige Roderick Usher in “The Fall of the House of Usher”, die toegeeft dat hij zich mentaal onwel voelt, beschouwt de verteller van “The Tell-Tale Heart” zijn overgevoeligheid als een bewijs van zijn geestelijke gezondheid, niet als een symptoom van waanzin. Deze speciale kennis stelt de verteller in staat dit verhaal op een precieze en volledige manier te vertellen, en hij gebruikt de stilistische hulpmiddelen van de vertelling om zijn eigen geestelijke gezondheid te bepleiten. Wat deze verteller echter gek maakt – en dat is heel wat anders dan Poe – is dat hij er niet in slaagt de koppeling tussen narratieve vorm en inhoud te doorgronden. Hij beheerst de precieze vorm, maar vertelt onbewust een verhaal over moord dat de waanzin verraadt die hij wil ontkennen.
Een andere tegenstrijdigheid die centraal staat in het verhaal betreft de spanning tussen het vermogen van de verteller tot liefde en haat. Poe onderzoekt hier een psychologisch mysterie – dat mensen soms schade toebrengen aan degenen van wie ze houden of die ze nodig hebben in hun leven. Poe onderzoekt deze paradox een halve eeuw voordat Sigmund Freud er een leidend concept van maakte in zijn theorieën over de geest. Poe’s verteller houdt van de oude man. Hij is niet hebzuchtig naar de rijkdom van de oude man, noch wraakzuchtig vanwege een of andere belediging. De verteller elimineert dus motieven die normaal een gewelddadige moord zouden inspireren. Terwijl hij zijn eigen geestelijke gezondheid verkondigt, fixeert de verteller zich op de gier-ogen van de oude man. Hij reduceert de oude man op obsessieve wijze tot het bleke blauw van zijn oog. Hij wil de man scheiden van zijn “Boze Oog” zodat hij de man de last van schuld kan besparen die hij toeschrijft aan het oog zelf. De verteller ziet niet in dat het oog de “ik” van de oude man is, een inherent deel van zijn identiteit dat niet kan worden geïsoleerd zoals de verteller zich pervers voorstelt.
De moord op de oude man illustreert de mate waarin de verteller de identiteit van de oude man scheidt van zijn fysieke oog. De verteller ziet het oog als volledig gescheiden van de man, en als gevolg daarvan is hij in staat hem te vermoorden terwijl hij volhoudt dat hij van hem houdt. Het verlangen van de verteller om het oog van de man uit te roeien motiveert zijn moord, maar de verteller erkent niet dat deze daad een einde zal maken aan het leven van de man. Door zijn slachtoffer in stukken te hakken, ontneemt de verteller de oude man nog meer zijn menselijkheid. De verteller bevestigt zijn opvatting dat het oog van de oude man los van hem staat door een einde te maken aan de man en hem in zoveel delen te veranderen. Die strategie keert zich tegen hem wanneer zijn geest zich voorstelt dat andere delen van het lichaam van de oude man tegen hem werken.