De alluviale afzettingen bij Gibala-Tell Tweini bieden een uniek overzicht van de milieugeschiedenis en voedselbeschikbaarheidsschattingen voor de late bronstijd en de vroege ijzertijd. De verfijnde pollen-afgeleide klimatologische proxy suggereert dat drogere klimatologische omstandigheden voorkwamen in de mediterrane gordel van Syrië van de late 13e/vroege 12e eeuw v. Chr. tot de 9e eeuw v. Chr. Deze periode komt overeen met de periode van de ineenstorting van de Late Bronstijd en de daaropvolgende Donkere Tijd. De abrupte klimaatverandering aan het einde van de Late Bronstijd veroorzaakte in de hele regio mislukte oogsten, wat leidde tot sociaal-economische crises en onhoudbaarheid, waardoor regionale habitats werden gedwongen te verdwijnen. Archeologische gegevens tonen aan dat de eerste vuurzee van Gibala gelijktijdig optrad met de verwoesting van de hoofdstad Ugarit, momenteel gedateerd tussen 1194 en 1175 v. Chr. Gibala ontwikkelde zich kort na deze verwoesting opnieuw, met grootschalige verstedelijking die zichtbaar werd in twee belangrijke architectonische fasen tijdens de Vroege IJzertijd I. De stad uit de latere IJzertijd I werd verwoest tijdens een tweede brand, die radiokoolstof gedateerd is op circa 2950 kaljr BP. De gegevens van Gibala-Tell Tweini leveren bewijs voor de hypothese van droogte als een initiërende factor achter de ineenstorting van de Late Bronstijd in het oostelijke Middellandse-Zeegebied.