Een hommel, Bombus sp. (Hymenoptera: Apidae), mannetje. Foto door Drees.
Gemeenschappelijke naam: Hommel
Wetenschappelijke naam: Bombus sp.
Orde: Hymenoptera
Beschrijving: Hommels zijn gemakkelijk te herkennen, omdat ze groot zijn (3/4 inch lang) met zwarte en gele of oranjekleurige haarpatronen op hun abdominium. Koninginnen en werksters hebben stuifmeelkorfjes aan hun achterpoten. Hommels kunnen van timmermansbijen worden onderscheiden door de aanwezigheid van oranjeachtige of gele haarpatronen op de bovenzijde van het achterlijf bij de honingbij. Sommige leden van de hommels (Subfamilie Bombinae) in het geslacht, Psithyrus, zijn parasieten van hommels en voeden zich met larven.
Life Cycle: Bevruchte koninginnen overleven de winter, kiezen in het voorjaar een ondergrondse nestplaats en bouwen een nest waarin werkbijen worden grootgebracht. Koninginnen leggen eitjes die uitgroeien tot larven en verschillende stadia (stadia) doorlopen voordat ze in een pop veranderen. Later in de zomer worden mannelijke en vrouwelijke bijen geproduceerd. In de herfst sterven alle leden van de kolonie, behalve de bevruchte koninginnen.
Habitat, Voedselbron(nen), Schade: Nestplaatsen zijn o.a. kluiten droog gras, oude vogelnesten, verlaten knaagdierholen, oude matrassen, autokussens of zelfs in of onder oude verlaten gebouwen. De meeste kolonies bevatten een paar honderd bijen, hoewel bloeiende kolonies tot 2000 bijen kunnen bevatten. De nesten kunnen een diameter tot 12 inch hebben en meerdere ingangen. Foeragerende werkbijen gebruiken lange tongen om klavers en andere bloemen te bestuiven, waarbij ze stuifmeel en nectar verzamelen die ze terugbrengen naar de nestkast om aan de kolonie te voeren. Honing wordt in het nest opgeslagen. De foerageeractiviteiten vinden alleen overdag plaats.
Peststatus: Belangrijke bestuivers; vrouwtjes kunnen steken. Ze kunnen agressief zijn rond nestplaatsen, maar ze zijn zelden agressief tijdens foerageeractiviteiten; af en toe een probleem wanneer hun nest zich naast een gebouw of looppad bevindt.
Voor aanvullende informatie, neem contact op met uw lokale Texas A&M AgriLife Extension Service agent of zoek naar andere staat Extension offices.
Literatuur: Borror et al.1989; Hamman 1980.