Erasmus was bisschop van Formia, Italië. Tijdens de vervolging van christenen onder de keizers Diocletianus (284-305) en Maximianus Hercules (284-305) verliet hij zijn diocees en ging naar de berg Libanus, waar hij zich zeven jaar schuilhield. Er wordt echter gezegd dat een engel aan hem verscheen en hem adviseerde naar zijn stad terug te keren.
Onderweg kwam hij enkele soldaten tegen die hem ondervroegen. Erasmus gaf toe dat hij een christen was en zij brachten hem voor het gerecht in Antiochië voor keizer Diocletianus. Na vreselijke martelingen te hebben ondergaan, werd hij met ketenen gebonden en in de gevangenis geworpen, maar een engel verscheen en hielp hem ontsnappen.
Hij trok door Lycië, waar hij de zoon van een roemrucht burger opvoedde. Dit resulteerde in een aantal doopsels, die de aandacht trokken van de West-Romeinse keizer Maximianus, die volgens Voragine “veel erger was dan Diocletianus.” Maximianus beval zijn arrestatie en Erasmus bleef zijn geloof belijden. Ze dwongen hem naar een tempel van de afgod te gaan, maar langs Erasmus’ route vielen alle afgodsbeelden en werden vernietigd, en uit de tempel kwam vuur dat op veel van de heidenen viel.
Deze daden maakten de keizer woedend, die Erasmus liet insluiten in een vat vol uitstekende stekels en van een heuvel liet rollen. Een engel genas hem van deze wonden.
Toen hij werd heroverd, werd hij voor de keizer gebracht en geslagen en gegeseld, vervolgens met pek bestreken en in brand gestoken (zoals christenen in Nero’s spelen waren gedaan), en toch overleefde hij het. In de gevangenis geworpen met de bedoeling hem te laten verhongeren, wist Erasmus te ontsnappen.
Hij werd heroverd en gefolterd in de Romeinse provincie Illyricum, na vrijmoedig gepredikt te hebben en talrijke heidenen tot het christendom te hebben bekeerd. Uiteindelijk, volgens deze versie van zijn dood, werd zijn buik opengesneden en werden zijn ingewanden om een windas gewonden. Deze versie kan zijn ontstaan uit de interpretatie van een icoon die hem afbeeldde met een windas, als teken van zijn beschermheerschap van zeelieden.