Het veertiende hoofdstuk van het boek Romeinen is een intrigerend stuk literatuur. Vaak verkeerd begrepen, vaak misbruikt, biedt het veel onderricht voor de geestelijk gezinde student. Het confronteert een verscheidenheid aan kwesties.

De tekst komt voort uit een overgangstijdperk in de religieuze geschiedenis, toen vele bekeerlingen tot Christus overgingen van het ene grote goddelijke systeem (het Mozaïsche regime) naar het andere (het christelijke tijdperk).

Omdat zowel Joden als niet-Joden verschillende achtergronden hadden, zowel religieus als cultureel, ontstonden er vele problemen die de eenheid van het lichaam van Christus bedreigden. Daarom worden in dit hoofdstuk een aantal principes uiteengezet die, indien gewetensvol nagestreefd, zouden helpen deze potentieel explosieve situatie te verbeteren.

Bedenk enkele van de omstandigheden die in dit hoofdstuk de revue passeren en let op de toepassingen die voor elke tijd relevant zijn. Het zou nuttig zijn het hoofdstuk te lezen alvorens verder te gaan met dit artikel.

zwak vs. sterk

In de grotere context van deze toespraak stelt de apostel degenen die “zwak” zijn (14:1) tegenover degenen die “sterk” zijn (15:1). Een zorgvuldige beschouwing van de relevante gegevens leidt tot de conclusie dat de sterken degenen zijn die een grotere mate van christelijk “geloof” hebben (14:1-2, 22-23). Het sterkere geloof werd gekenmerkt door een nauwkeuriger begrip van de christelijke leer (vgl. 10:17).

Het sterkere geloof (met meer kennis) ziet bijvoorbeeld dat bepaalde vleessoorten, die onder de Mozaïsche economie formeel “onrein” waren (Leviticus 11), niet langer verboden zijn voor hen die in Christus zijn. Deze heiligen hebben begrepen dat bepaalde “dagen”, die vroeger als “heilig” werden beschouwd, voortaan onder de wet van Christus niet meer als zodanig worden beschouwd.

Beleven met de zwakken

De sterke christen moet geduld oefenen om te begrijpen dat de zwakken niet het kennisniveau hebben bereikt dat de rijperen bezitten (vv. 2-3). Daarom moeten de sterken medelijden en lankmoedigheid tonen, en de zwakken de tijd geven om te groeien, en zo een begripsniveau bereiken waarop hij verder kan in Christus zonder zijn geweten te schenden (verzen 5-6, 13, 15-16).

Gezamenlijkheid onder christenen

Paulus vermaant de broeders sterk om eensgezind te zijn in zaken die de integriteit van het christelijk geloof niet aantasten, b.v, Het eten van bepaalde spijzen of het eren van bepaalde dagen.

Degenen die gewetensvol afzien van het eten van “onrein” vlees, mochten niet veroordeeld worden. Hoewel hun kennis onvolledig was, bedoelden zij het goed; en hun pogingen, hoewel misleid, waren erop gericht God eer te brengen. Ook de man die weigerde op de sabbat te werken, hoewel die beperking in Christus was afgeschaft (Efeziërs 2:13 e.v.; Kolossenzen 2:14-17), deed dat met de zuiverste motieven – het eren van zijn Schepper (v. 6).

De christenen met oprechte meningsverschillen, met verschillende niveaus van kennis en met verschillende graden van gewetensgevoeligheid werden vermaand naar eenheid in Christus te streven. De zaak van Jezus en de waarde van een ziel moeten voorop staan, en in veel gevallen moeten broeders in Christus bereid zijn aan elkaar toe te geven in plaats van hartzeer en verdeeldheid te veroorzaken.

Betekent dit dat fundamentele leerstellige waarheden aan de kant geschoven mogen worden om ketters tegemoet te komen of om iedere “crank” in de kerk tevreden te stellen? Dat betekent het niet. Zo’n basisopvatting van deze verheven tekst zou de Schriften in veel opzichten tot zelf-contradictie dwingen. Het zou alle passages teniet doen die discipline vereisen en, indien nodig, het verbreken van de gemeenschap met hen die een losbandig leven leiden en/of destructieve, antichristelijke leringen voorstaan.

Christenen moeten dingen nastreven die vrede stichten; we moeten ernaar streven elkaar op te bouwen, niet het omgekeerde (v. 19). Dit alles moet natuurlijk geschieden in een sfeer van trouw aan de waarheid.

De waarde van een ziel

De geïnspireerde apostel vermaant ieder kind van God geen struikelblok te zijn, noch zijn broeder een strobreed in de weg te leggen (v. 13). Wij leven geen geïsoleerd leven (v. 7). Wat men doet heeft invloed op anderen.

Als de christen de zwakheid van zijn broeder hardvochtig veronachtzaamt, willens en wetens diens geweten krenkt en zich niet bekommert om diens ziel, en dit leidt tot de “ondergang” van de zwakkere broeder (v. 15), is dan niet juist het werk van Christus ten behoeve van die kostbare ziel vergeefs geweest? En wie zal de schuld van die afval delen?

Het geweten gevoelig houden

Paulus vermaant dat wanneer een christen tot een bepaalde handeling overgaat, hij “ten volle verzekerd moet zijn in zijn eigen gemoed” (v. 5) dat wat hij doet niet in strijd is met zijn geweten. Het geweten is een gevoelig instrument en de meest waardevolle gave van een mens om hem in de juiste richting te “sturen” naarmate hij in kennis groeit.

Het geweten is niet de uiteindelijke scheidsrechter van goed en kwaad (Spreuken 14:12); het moet opgevoed worden. Maar op de juiste plaats is het een kostbaar geschenk van God, en de christen moet ervoor waken dat het niet verhardt (vgl. Efeziërs 4:19; 1 Timoteüs 4:2).

Daarom waarschuwt Paulus aan het eind van het hoofdstuk dat iets doen wat in strijd is met je geweten (ook al is de kwestie religieus of ethisch neutraal), zonde is. Men moet in staat zijn (bijvoorbeeld in het geval van het eten van “vlees”) om te eten of te drinken “uit geloof”, d.w.z. met een zuiver geweten (v. 23). Een zuiver geweten maakt een verkeerde daad niet juist, maar een geschonden geweten kan een juiste daad (wat zijn wezen betreft) voor die persoon verkeerd maken.

Het uiteindelijke oordeel behoort aan God

Geen christen heeft het vermogen om in het hart van een ander kind van God te kijken en de motieven achter zijn daden te beoordelen (1 Samuël 16:7; 1 Korintiërs 2:11). Daarom moeten wij in veel zaken het uiteindelijke oordeel overlaten aan God, die altijd zal doen wat juist is (Genesis 18:25). In de uiteindelijke afrekening zijn wij verantwoordelijk tegenover de Heer, niet tegenover onze broeders (verzen 4, 8-12, 22).

Dusdanig zijn wij niet verplicht ons hele leven in overeenstemming te brengen met de persoonlijke overtuigingen van onze minder geïnformeerde verwanten in Christus. Als dat het geval zou zijn, zouden wij geen kerkgebouwen hebben, geen doopkapellen, geen bijbellessen op de dag des Heren, geen bijbellessen, geen individuele communiebekers, geen volledig ondersteunde predikanten, geen collectieve weeshuizen, geen kerkelijke liefdadigheid aan niet-christenen, enz. In de loop der jaren hebben goedbedoelende, maar misleide broeders zich tegen deze maatregelen verzet.

Maar, zoals eerder opgemerkt, hebben wij de verantwoordelijkheid om hun geest niet opzettelijk te kwetsen en ons niet in te laten met openbare, lichtzinnige handelingen die het heil van een ander in gevaar kunnen brengen. Er is hier een delicaat evenwicht, en veel wijsheid is vereist bij het nastreven daarvan.

Paulus’ voorbeeld

Paulus was een Jood in de hoogste zin van die term. Zijn trouw aan het Mozaïsche systeem was onberispelijk. Terwijl hij zijn Joodse broeders instrueerde in de meer geavanceerde elementen van het evangelie, erkende hij het tijdelijke ontwerp in de Wet. Zijn brieven staan vol met bevestigingen van de afschaffing van de wet. De Mozaïsche code verschafte geen middel tot uiteindelijke rechtvaardiging. Men hoeft alleen maar de argumentatie te lezen in verschillende van zijn brieven (bijv, Romeinen, Galaten, Efeziërs, 2 Korintiërs en Kolossenzen) om een duidelijk beeld te krijgen van deze zaak.

En toch was de grote apostel altijd gevoelig voor de geestelijke behoeften van zijn Joodse broeders en spande hij zich in om aan hun misverstanden tegemoet te komen totdat zij in staat waren tot een rijker begrip van de waarheid te komen.

Hoewel Paulus wist dat er geen zaligheid verbonden was aan besnijdenis (Galaten 5:2, 6), liet hij toch Timotheüs, een predikende metgezel wiens vader een niet-Jood was, besnijden om geen aanstoot te geven aan mogelijke Hebreeuwse bekeerlingen (Handelingen 16:3).

Hij wist dat tempelceremonieel geen verlossende waarde had, maar toch gaf hij toe aan een zuiveringsceremonie om een onstabiele situatie in Jeruzalem te bezweren (Handelingen 21:26). Die onbaatzuchtige daad kostte hem vier jaar gevangenisstraf (Handelingen 24:27; vgl. 28:30). De apostel bevestigde openlijk dat hij bereid was zich ter wille van hun zielen ondergeschikt te maken aan mensen met minder kennis (1 Korintiërs 9:19-23). Wat een man!

Praktische toepassingen

In de voorgaande gedeelten van dit artikel heb ik getracht de beginselen uiteen te zetten die Gods grote apostel in hoofdstuk veertien van de brief aan de Romeinen heeft uiteengezet. Soms is het echter een veel moeilijker taak om de goddelijk voorgeschreven beginselen toe te passen op werkelijke situaties in de moderne wereld, maar een geestelijk-gewortelde, ijverige inspanning moet worden geleverd in het belang van de waarheid.

In dit verband moet ik dit zeggen: in veel te veel gevallen willen christelijke mensen geen persoonlijke studie en individueel analytisch vermogen aan de dag leggen om wijze toepassingen te zoeken voor de oplossing van gespannen christelijke verhoudingen die zij tegenkomen.

Veel te vaak is het zo dat zij de oudsten of een predikant de “feiten” van hun situatie willen voorleggen, en dat zij een besluit willen laten nemen dat al keurig is verpakt. En wanneer men hen aanspoort om de bijbelse principes te nemen en de toepassingen uit te zoeken in het beste belang van alle betrokken partijen, verzetten zij zich soms, soms halen zij uit naar degene die hen probeert te helpen groeien in hun studiegewoonten.

Daarnaast zijn er niet weinigen die eenvoudigweg geen enkele mate van flexibiliteit kunnen tolereren onder broeders met wie zij het niet volkomen eens zijn (en wie is dat ooit?). Integendeel, zij staan klaar om iedereen die niet aan hun standaard voldoet “op te schrijven”, te “merken” en/of te “disfellowshipen”. De professionele “premiejager” kan niet lang overleven als hij niet op het spoor is van een slachtoffer. Het is een trieste zaak wanneer iemand het gelukkigst is wanneer hij een broeder in Christus aan het villen is.

Maar laten we een zeer reëel voorbeeld geven dat bij gelegenheid vrome christelijke broeders heeft geconfronteerd:

Een lieflijk gezin is tot Christus bekeerd uit een zevende-dags sekte, waaraan zij een aantal jaren verbonden waren en waarin zij meer dan oppervlakkig betrokken waren. Het zijn eerlijke, toegewijde studenten van de Heilige Schrift, en zij leren spoedig dat de wet van Mozes, met zijn sabbatverplichtingen, vandaag de dag niet meer van kracht is. Daarvan zijn zij overtuigd en zij kunnen dat op bewonderenswaardige wijze bepleiten.

Ze hebben echter een paar problemen. Zij voelen zich er eenvoudig niet prettig bij om op zaterdag in de tuin te werken; uit gewoonte reserveren zij die dag liever voor bijbelstudie of andere hoofdzakelijk geestelijke activiteiten. Moeten zij belachelijk worden gemaakt als zij daarvoor kiezen? Als zij er de voorkeur aan geven om op de zevende dag van de week geen honkbalwedstrijd of andere recreatieve bezigheid bij te wonen, moeten zij dan niet geliefd zijn en gerespecteerd worden?

En wat als het zo is dat zij niet met een goed geweten op een kerkmaaltijd kunnen deelnemen aan de gebakken ham van een zuster, of aan de schotel gebakken meerval van een sportman? Kunnen hun oude eetgewoonten niet met eer worden bejegend, in plaats van dat iemand suggereert hoe “dwaas” zulke onthouding is?

De bescherming van het geweten van de zwakken is van veel grotere waarde dan het sussen van de ongevoelige kritiek van hun farizeïsche broeders die gnatten proberen uit te roeien terwijl kamelen in hun eigen “orthodoxe” kelen vastzitten.

Conclusie

Mag God ieder van ons helpen de welriekende dampen van Romeinen 14 in te ademen, de beginselen van dit prachtige verhaal te verteren, en zo bereid te zijn ons te ontdoen van onze kleingeestige neigingen van eigenbelang voor het uiteindelijke doel van een grotere bevolking in de hemel. Het motto van de Christen zou moeten zijn: “Mededogen zonder compromis.”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.