Een wimpel is een middeleeuwse vorm van vrouwelijke hoofdtooi, gevormd door een groot stuk stof dat rond de hals en kin wordt gedragen, en de bovenkant van het hoofd bedekt. Het gebruik ervan ontwikkelde zich in het Europa van de vroege middeleeuwen. In vele stadia van de middeleeuwse christelijke cultuur was het onbetamelijk voor een getrouwde vrouw om haar haar te tonen. Een kaplapje kon uitgebreid gesteven, geplooid en gevouwen zijn op voorgeschreven manieren, en latere uitgebreide versies werden ondersteund door draad of riet, zoals de cornette.
Een kaplapje zoals afgebeeld op Portret van een vrouw, circa 1430-1435, door Robert Campin (1375/1379-1444), National Gallery, Londen. De doek is 4-laags en de spelden waarmee de doek op zijn plaats wordt gehouden zijn zichtbaar bovenaan het hoofd.
Monumentale messing van Margaretha, Lady Camoys (d.1310), St George’s Church, Trotton, West Sussex. Dit is de vroegste bewaard gebleven messing van een vrouwenfiguur in Engeland. Zij draagt om haar hals een kap (of gorget) die de kin en de zijkanten van het gezicht verbergt. Deze kledingstijl bleef in de mode tot het einde van de regeerperiode van koning Edward III (1327-1377).
Italiaanse vrouwen lieten in de 15e eeuw hun hoofddoeken los, of vervingen ze door doorzichtig gaas, en lieten hun uitgewerkte vlechten zien. Zowel het uitgebreide vlechten als de uitgebreid gewassen kleding getuigden van status, in die zin dat deze verzorging door anderen werd uitgevoerd. Tegenwoordig wordt de kapmantel gedragen door sommige nonnen die een traditioneel habijt hebben behouden.