Iedereen heeft een ander hardlooptempo, dat is het moment waarop ons lichaam de minste zuurstof verbruikt als we over een bepaalde afstand rennen. We lopen in een sneller tempo als de afstand kort is. Een gemiddelde man kan joggen met een snelheid van 8,3 km/u en kan dus 100 meter in 27 seconden afleggen. Een vrouw kan joggen tegen 6,5 mph en de 100 m in 34 seconden afleggen.
Een niet-elite atleet kan de 100 m in 13-14 seconden afleggen of tegen 15,9 mph. De Olympische kwalificatietijden liggen echter veel lager. De kwalificatietijd van de mannen voor Londen 2012 was 10,18 seconden en die van de vrouwen 11,29 seconden.
Ongeveer 100 jaar geleden zou een tijd van 10,6 seconden op de 100 meter voor mannen een gouden medaille hebben opgeleverd. Men dacht dat het onmogelijk was om onder de 10 seconden te lopen, totdat Jim Hines het op de Olympische Spelen van 1968 in 9,95 seconden deed. Dit record is sindsdien door Usain Bolt op de wereldkampioenschappen van 2009 teruggebracht tot 9,58 seconden. Dit bewijst dat de sportwetenschap zich ontwikkelt en atleten evolueren, wat betekent dat deze tijd nog lager zou kunnen gaan. Studies hebben aangetoond dat atleten nieuwe technieken uitproberen om sneller te kunnen lopen, wat ertoe zou kunnen leiden dat het wereldrecord op de Olympische Spelen van 2020 opnieuw wordt verlaagd.
Een voorbeeld van deze technieken is plyometrie, of “springtraining”. Met name Jamaicaanse atleten doen hordenoefeningen om hun kuiten en heupen te versterken. Onderzoek heeft namelijk aangetoond dat er een verband bestaat tussen de omvang van de kuiten en de kwaliteit van de sprintprestaties. Zij stellen dat de kuitspier de atleet kan helpen om meer te versnellen over de eerste meters, wanneer ze het traagst zijn.
We zouden in de toekomst ook langere atleten kunnen zien. Usain Bolt is 6ft 5ins, waardoor zijn gestalte perfect is voor sprinten. De lengte van een pas wordt vaak belangrijker geacht dan snelheid. Als een atleet iets langer is, heeft hij een kortere contacttijd met de grond en loopt hij dus sneller. Het enige nadeel is dat langere sprinters meer energie verbruiken om hun langere ledematen naar voren te brengen.
Het record op de 100 meter bij de mannen is al vele malen gebroken, maar bij de vrouwen is het een ander verhaal. De Amerikaanse atlete Florence Griffith-Joyner vestigde het 100 m-record in 10,49 seconden op de Olympische Spelen van 1988 in Seoel. De enige persoon die sindsdien in de buurt is gekomen, is mede-Amerikaanse atlete Carmelita Jeter, met 10,64 seconden in 2009.
Om het wereldrecord te breken, moeten lange sprinters hun heupen blijven versterken en kortere moeten sneller contact maken met hun spieren. Studies zeggen echter dat het niet zal worden verlaagd onder 9,2 seconden, of atleten ‘botten zou zwaarder worden en zou leiden tot ze aan te komen.
- Tags: oefening, Spier, olympische spelen, lopen, lopen, sport, sprinten