WAAROM moest Cornelius Petrus’ prediking horen?

door Shawn Brasseaux

“Hoewel Cornelius in Handelingen 10 wordt beschreven als een vroom man, waarom moest hij dan nog horen wat Petrus te zeggen had over Jezus Christus?”

Wat een fascinerende vraag! Dank u.

Ja, een niet-Jood, Cornelius was een “vroom man” (Handelingen 10:2). Hij had enige kennis over de enige ware God. Die kennis motiveerde hem om “altijd tot God te bidden”. Hij kende iets van het Oude Testament. De meeste heidenen in die tijd hadden geen idee wat er in die oudtestamentische rollen stond. God had Zijn Woord gegeven aan Israël (Romeinen 3:1-2) en niet aan de heidenen (naties). Romeinen hoofdstuk 2: “Ziet, gij zijt Jood, en rust in de wet, en beroemt u op God, en weet Zijn wil, en keurt de voortreffelijkste dingen goed, omdat gij uit de wet onderwezen zijt; en zijt vol vertrouwen, dat gij zelf een leidsman der blinden zijt, een licht voor hen, die in duisternis zijn, een onderwijzer der dwazen, een leermeester der kleinen, die een gedaante hebt van kennis en van de waarheid in de wet.”

Een Romeinse centurio (bevelhebber van 100 soldaten), Cornelius wist dat hij als niet-Jood zich moest verhouden tot de God van de schepping door Zijn natie, Israël, te zegenen. Er was onderricht en geestelijk licht te ontvangen van Joden, omdat zij communicatie met Hem hadden. Cornelius begreep het Abrahamitische verbond van Genesis 12:1-3. God zou heidenen zegenen die Abrahams zaad, Israël, zegenden: “En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vervloekt; en in u zullen alle geslachten der aarde gezegend worden.”

Let op wat de dienaren van Cornelius aan Petrus vertelden in Handelingen 10:22: “En zij zeiden: Cornelius, de centurio, een rechtvaardig man, en iemand die God vreest, en van goeden huize onder het ganse volk der Joden, is door een heilige engel van God vermaand om u in zijn huis te laten komen, en woorden van u te horen.” Zoals vers 2 zegt, “gaf hij veel aalmoezen aan het volk.” Cornelius zegende Israël. Zoals Petrus later leerde en vervolgens tot Cornelius predikte: “Voorwaar, ik zie dat God geen aanzien des persoons heeft: Maar wie Hem vreest en gerechtigheid doet, wordt in elk volk door Hem aanvaard” (verzen 34-35). De eerbied die Cornelius had voor Israëls God kwam tot uiting in zijn “werken van gerechtigheid” – dat wil zeggen, in zijn zegening van Gods volk Israël.

Zoals eerder opgemerkt, was Cornelius beter af dan de meeste heidenen in die tijd, omdat hij via Israël toegang had tot de ene ware God. Toch was Cornelius’ geestelijke kennis beperkt. Hij zag in dat hij enkele waarheden miste. Hij bad om dat geestelijk inzicht tot hem te laten komen (vers 2), en God antwoordde door de apostel Petrus te zenden om hem die geestelijke kennis bij te brengen (Handelingen 10:22). Er was meer openbaring gegeven sinds het Abrahamitische verbond, en Cornelius moest daarvan op de hoogte worden gebracht. Jezus Christus was reeds gekomen als Israëls Messias en was reeds verworpen en opgestaan. Petrus verkondigde die boodschap aan Cornelius in Handelingen 10:34-43. Petrus kwam Cornelius en zijn gezin vertellen hoe zij gered konden worden door Jezus Christus. Zie Petrus’ woorden in Handelingen 11:13-14. Er was een aanvullende openbaring van God geweest en Petrus was gezonden om het Cornelius te vertellen. Bovendien had Cornelius zijn heidense gedrag nog niet volledig opgegeven. Hij viel neer en wilde Petrus aanbidden (Handelingen 10:25). Door Cornelius de waarheid te verkondigen, kon dat extra geestelijke licht Cornelius helpen zich te zuiveren van zijn overgebleven heidense/Satanistische gedachten en daden.

Wat we hiervan kunnen leren, is dat het feit dat mensen bidden, niet automatisch betekent dat ze gered zijn tot het eeuwige leven. In feite maakt bidden op zich iemand nog geen christen. De Here Jezus sprak over “heidenen” (heidense afgodendienaren) die “bidden” (Mattheüs 6:7). Om van Satan en onze zonden verlost te worden, moeten wij het Evangelie horen. Bidden heeft nog nooit iemand gered. Cornelius leerde dat en wij moeten het leren. Wij moeten de Evangelieboodschap geloven die later door God aan de apostel Paulus werd geopenbaard – “hoe Christus voor onze zonden gestorven is, begraven is en op de derde dag is opgestaan” (1 Korinthiërs 15:3-4). Wanneer we daarop vertrouwen, op die eenvoudige boodschap van Gods genade alleen, hoeven we niet bezwaard te worden met ijdele herhalende gebeden, waterceremonies, biecht, aalmoezen geven, en alle andere lasten die religieuze leiders op het volbrachte kruiswerk van Christus proberen te plakken.

CONCLUSIE

Tegen de tijd van Handelingen hoofdstuk 10, was het niet meer genoeg voor een niet-Jood om alleen Israël te zegenen om een relatie met de Schepper God te hebben. Beginnend met Cornelius, moest een niet-Jood ook in Jezus Christus geloven voor de vergeving van zonden (Handelingen 10:43). Alle niet-Joodse gelovigen in het programma van Israël moeten persoonlijk in Jezus Christus geloven. Hij is de centrale Persoon, of het nu in ons mysterieprogramma is of in Israëls profetisch programma. Of het nu in ons programma is of in Israëls programma, Jezus Christus is de Zoon van God, het enige middel waardoor wij tot de enige ware God kunnen naderen. Cornelius’ verlossingservaring is een voorproefje van hoe heidense verlossing in Israëls programma in de toekomst zal werken. Nadat onze Dispensatie van Genade eindigt, zullen heidenen gered worden op een vergelijkbare manier als Cornelius’ bekering, met het verloste Israël dat tot heidenen predikt (zie Jesaja 60:1-3 en Zacharia 8:20-23).

Wat ook opgemerkt moet worden is dat Petrus’ bezoek aan het huis van Cornelius vervolgens nuttig was voor Petrus’ verdediging van Paulus’ niet-Joodse apostelschap (Handelingen 15:7-9). De Heer liet Petrus naar het huis van Cornelius gaan zodat Petrus vele jaren later tot de verdediging van Paulus kon komen. Voor meer informatie, zie onze Bijbelstudie hieronder gelinkt, “Weerlegt Handelingen 15:11 de dispensatie Bijbelstudie?”

Zie ook:
” Weerlegt Handelingen 15:11 de dispensatie Bijbelstudie?
” Wat is er gebeurd met de heidenen in Handelingen 10?
” Kunnen Joden die in God, de Vader, geloven, maar Jezus verwerpen, gered worden van de eeuwige verdoemenis?

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.