Francis Scott Key en “The Star-Spangled Banner”
Key, een advocaat, schreef de tekst op 14 september 1814, nadat hij had toegekeken hoe de Britten Fort McHenry, Maryland aanvielen. Key’s woorden werden voor het eerst gepubliceerd in een brochure in 1814 onder de titel “Verdediging van Fort McHenry.” Het werd vervolgens afgedrukt in kranten in de omgeving van Baltimore met de vermelding dat de woorden moesten worden gezongen op de melodie van “To Anacreon in Heaven”. De titel werd veranderd in “The Star-Spangled Banner” toen het later datzelfde jaar in bladmuziekvorm verscheen.
Key’s lied werd vooral populair en een krachtige uiting van patriottisme tijdens de Burgeroorlog, met zijn emotionele beschrijving van de blijvende nationale vlag, die het symbool was geworden van de nog jonge natie. In 1861, verwoest door de splitsing van de natie, schreef de dichter Oliver Wendell Holmes een vijfde couplet bij Key’s lied. Het couplet werd tijdens de oorlog in vele drukken van het lied opgenomen. Het lied werd in 1889 erkend door de U.S. Navy, die het zong bij het hijsen en strijken van de vlag, en vervolgens werd het in 1916 door President Woodrow Wilson uitgeroepen tot het nationale volkslied van alle strijdkrachten. Het werd echter pas op 3 maart 1931 het officiële volkslied van de natie.
Innumerable publications of the song through the years have shown variations in both words and music. Een officieel arrangement werd in 1917 voorbereid door een comité met Walter Damrosch en John Philip Sousa voor het leger en de marine. De derde strofe is gewoonlijk weggelaten uit hoffelijkheid jegens de Britten. Key’s originele tekst van “The Star-Spangled Banner” is als volgt:
O say can you see, by the dawn’s early light,
What so proudly we hail’d at the twilight’s last gleaming,
Whose broad stripes and bright stars through the perilous fight
O’er the ramparts we watch’d were so gallantly streaming?
En de rode gloed van de raket, de bom die in de lucht barstte,
Gaf het bewijs door de nacht dat onze vlag er nog steeds was,
O say does that star-spangled banner still wave
O’over the land of the free and the home of the brave?
Op de oever, schemerig gezien door de nevelen van de diepte
Waar de hooghartige legerscharen van de vijand in angstige stilte liggen,
Wat is dat, wat de bries, over de torenhoge steile
wind, half verbergt, half onthult?
Nu vangt het de glans van de eerste ochtendstraal,
in volle glorie weerspiegeld nu schijnt in de stroom,
‘T is de met sterren bezaaide banier-o lang moge het wapperen
Over het land van de vrijen en het huis van de dapperen!
En waar is de groep die zo hoogdravend zwoer,
dat de verwoesting van de oorlog en de verwarring van de strijd,
een thuis en een land ons niet meer zou verlaten?
Hun bloed heeft de vervuiling van hun vuile voetstappen uitgewassen.
Geen toevluchtsoord kan de huurling en slaaf
Van de angst van de vlucht of de duisternis van het graf redden,
En de met sterren bezaaide vlag wappert in triomf
Over het land van de vrijen en het huis van de dapperen.
Zo zal het altijd zijn wanneer vrije mensen zullen staan
Tussen hun geliefde thuis en de woestenij van de oorlog!
Gezegend met zege en vrede mag het door de hemel geredde land
de kracht prijzen die ons tot een natie heeft gemaakt en bewaard!
Dan moeten we overwinnen, als onze zaak rechtvaardig is,
En dit moet ons motto zijn: “In God is ons vertrouwen,”
En de met sterren bezaaide vlag zal in triomf wapperen
Over het land van de vrijen en het huis van de dapperen.