Chronische Candida vulvovaginitis kan op dit moment niet effectief behandeld worden met lokale of orale antimycotische medicatie. Göttlicher & Meyer formuleerde een hypothese om dit feit te verklaren. Volgens hen is stress de belangrijkste oorzaak van vulvovaginale mycose, en zijn vaak genoemde predisponerende somatische risicofactoren niet de oorzaak van de ziekte. Twee onderzoeksprojecten werden uitgevoerd om deze hypothese te testen. Het eerste project was opgezet om direct bewijs te leveren voor twee empirische stellingen die zijn afgeleid van de Göttlicher-Meyer-hypothese: (i) stress als voorspeller van vulvovaginitis is het minst valide als de algemeen aangenomen somatische factoren en (ii) combinaties van factoren die op betrouwbare wijze indexvrouwen onderscheiden van symptoomvrije vrouwen wijzen op aspecten van de psychosociale ontwikkeling, met name stress, en niet op somatische factoren. Tussen maart en november 1999 werden 309 opeenvolgende patiënten willekeurig gekozen uit degenen die achtereenvolgens werden behandeld in een intramurale en twee extramurale settings. Van de gekozen patiënten hadden 117 ten minste één episode van vaginale candidose doorgemaakt in de 2 jaar voorafgaand aan hun deelname aan het onderzoek. De overige 192 patiënten hadden geen dergelijke ziekte doorgemaakt. Voor de 117 indexpatiënten werden beide bovenstaande empirische uitspraken bevestigd door statistische analyses. Het tweede project was bedoeld om voorspellingen te testen over de ondoeltreffendheid van traditionele antimycotische behandeling, afgeleid van de Göttlicher-Meyer-hypothese. Drie verschillende empirische verklaringen werden van de hypothese afgeleid – elk gebaseerd op de veronderstelling van een Poisson-verdeling van herval die niet wordt beïnvloed door behandelingspogingen. Elk van de verklaringen werd getest en bevestigd in onafhankelijke steekproeven – de eerste in de steekproef die in het eerste project werd gebruikt, de tweede in een steekproef van 206 vrouwen die verzekerd waren bij openbare ziekenfondsen, en de derde in een steekproef van 179 vrouwen die verzekerd waren bij particuliere ziekenfondsen. Elke patiënte had minstens één keer Candida albicans vulvovaginitis opgelopen in het tijdsinterval tussen 1996 en 2000. Statistische analyses bevestigden elk van de empirische verklaringen, en onderbouwden zo de Göttlicher-Meyer-hypothese. De auteurs concluderen dat (i) psychosociale factoren, met name stress, de voornaamste oorzaken zijn van Candida albicans vulvovaginitis. Begeleidende somatische factoren zijn van weinig statistisch belang voor de verklaring van het optreden en de terugval. (ii) Traditionele antimycotische behandeling beïnvloedt alleen de symptomen van de ziekte, niet de oorzaken, en heeft geen effect op de waarschijnlijkheid van een terugval. Een grotere doeltreffendheid van de behandeling kan alleen worden bereikt ten koste van een volledige heroriëntatie met betrekking tot de oorzaken van vaginale mycose. Interventies die de immuunrespons van de patiënt versterken, behoren tot de meest veelbelovende.