Pretty Boy Floyd, bijnaam van Charles Arthur Floyd, (geboren 3 februari 1904, Bartow county, Georgia, V.S. – overleden 22 oktober 1934, bij East Liverpool, Ohio), Amerikaanse schutter die met zijn gewelddadige bankovervallen en aanvaringen met de politie de voorpagina’s van de kranten haalde.
In 1911 verhuisde Floyd met zijn familie naar Oklahoma, waar hij zich uiteindelijk in Akins vestigde. Oorspronkelijk een boer, werd hij in de criminaliteit getrokken door armoede. Nadat hij een gevangenisstraf (1925-29) had uitgezeten voor een overval op een loonlijst, mengde Floyd zich onder gangsters in Kansas City, Missouri, en nam het machinegeweer aan als zijn professionele handelsmerk. Hij vormde een team met anderen om banken te overvallen in Ohio (waar hij in 1930 werd opgepakt maar vervolgens ontsnapte), Michigan en Kentucky. Nadat hij in 1931 bijna door de politie was opgepakt, keerde Floyd terug naar Oklahoma, waar hij werd beschermd door de plaatselijke bevolking, die hem “de Robin Hood van de Cookson Hills” noemden vanwege zijn vernietiging van hypotheekpapieren tijdens bankovervallen. Floyds criminele activiteiten gingen door en in 1933 werd hij ervan beschuldigd te hebben deelgenomen aan het bloedbad in Union Station, waarbij drie politieagenten, een FBI-agent en een gevangene in Kansas City werden gedood. Hoewel Floyd betrokkenheid bij het incident ontkende, intensiveerden de autoriteiten hun pogingen om hem te pakken te krijgen, en het jaar daarop werd hij neergeschoten door FBI-agenten die hem achtervolgden in een veld in Ohio. Er is gespeculeerd dat Floyd aanvankelijk alleen gewond was en dat hij pas na weigering om vragen te beantwoorden door een FBI-agent dodelijk werd neergeschoten.