Deze uitvinding biedt een oplossing voor het turboladen van interne verbrandingsmotoren met één cilinder door het toevoegen van een luchtcondensator aan het inlaatspruitstuk van de motor. Tijdens de uitlaatslag van de motor, wordt de turbocompressor mechanisch aangedreven door de uitlaatgassen om verse lucht samen te persen. De verse lucht wordt opgeslagen in een luchtcondensator totdat de inlaatklep wordt geopend, op welk moment de druk in de luchtcondensator verse lucht in de cilinder perst. Met een optimale verhouding tussen condensator en motorvolume kan 80% of meer van de turbodruk gedurende de hele inlaatslag worden geleverd, zonder dat dit significant bijdraagt aan het turbogat. Voor motoren met een kleinere cilinderinhoud, in de orde van 625 cc, zou de toename van de cilinderinhoud door een extra luchtcondensator gering zijn. Experimenteel is 30% meer vermogen bereikt met een ééncilindermotor met turbocompressor en luchtcondensator, vergeleken met dezelfde motor met natuurlijke aanzuiging. In toekomstige iteraties zou het mogelijk moeten zijn 40-60% meer vermogen te produceren. De condensator kan worden aangepast met koelribben, waardoor de dichtheid van de opgeslagen lucht zou toenemen. De condensator kan ook in de structuur van het voertuig worden ingebouwd, zoals de framebuizen van een motorfiets of een riksja.