Scene 1

Donder. Enter the three Witches.
FIRST WITCH
Thrice the brinded cat has mwed.
SECOND WITCH
Thrice, and once the hedge-pig whined.
THIRD WITCH
Harpier schreeuwt “‘Tis time, ’tis time!”
VIERSTE Heks
Rond de ketel en gooi de vergiftigde ingewanden erin.
Stam, die onder koude steen
dagen en nachten eenendertig maal heeft geslapen,
Braadt u eerst in de betoverde pot.
⌜De heksen omcirkelen de ketel.
ALL
10 Dubbel, dubbel zwoegen en moeite;
Vuur brandt, en ketel borrelt.
TWEEDE WITCH
Filet van een vinnige slang
In de ketel kookt en bakt.
oog van een salamander en teen van een kikker,
wol van een vleermuis en tong van een hond,
vork van een adder en angel van een blinde worm,

119
121
Macbeth
ACT 4. SC. 1

Hagedissenpoot en hoendervleugel,
voor een betovering van machtige moeite,
als een helleborst koken en borrelen.
ALL
20 Dubbel, dubbel zwoegen en moeite;
vuur branden, en ketel borrelen.
DERDE Heks
Schub van draak, tand van wolf,
Mummie van heks, muil en golf,
Van de geteisterde zoutzeehaai,
25 Wortel van scheerling gegraven in het donker,
Liver van godslasterlijke Jood,
Gall of goat and slips of yew
Slivered in the moon’s eclipse,
Nose of Turk and Tartar’s lips,
30 Finger of birth-strangled babe
Ditch-delivered by a drab,
Make the gruel thick and slab.
Doe er tijgers chaudron bij
Voor het ingrediënt van onze ketel.
ALL
35 Dubbel, dubbel zwoegen en moeite;
Vuur brandt, en ketel borrelt.
TWEEDE Heks
Koel hem met bavianenbloed.
Dan is de betovering stevig en goed.
Enter Hecate ⌜tot⌝ de andere drie Heksen.
HECATE
O, goed gedaan! Ik prijs jullie inspanningen,
40 en iedereen zal delen in de winst.
En nu over de ketel zingen,
als elfen en feeën in een ring,
betoverend alles wat je erin stopt.
Muziek en een lied: “Zwarte Geesten,” enz. Hecate gaat weg.⌝

123
Macbeth
ACT 4. SC. 1

TWEEDE Heks
Door het prikken van mijn duimen,
45 komt er iets boosaardigs deze kant op.
Open, sloten,
Wie er ook klopt.
Kom binnen Macbeth.
MACBETH
Hoe nu, gij geheime, zwarte, en middernachtelijke heks?
Wat doet gij?
ALL 50 Een daad zonder naam.
MACBETH
Ik bezweer u bij hetgeen gij beweert.
(Hoe gij het ook te weten komt), antwoord mij.
Al maakt gij de winden los en laat hen vechten
tegen de kerken, al verwarren de gistende golven
55 en verzwelgen zij de scheepvaart,
al wordt het graan neergemaaid en worden bomen omvergeblazen,
al vallen kastelen om op het hoofd van hun wachters,
Mogen paleizen en piramides op hun grondvesten liggen,
noch de schatten van de natuur ⌜kiemen ⌝ tuimelen,
zelfs tot de ondergang er ziek van wordt, antwoord mij
op wat ik u vraag.

VIRSTE WITCH 65 Spreek.
TWEEDE WITCH Eis.
DERDE WITCH Wij zullen antwoorden.
VIRSTE WITCH
Zegt of gij het liever uit onze mond hoort
Of van onze meesters.
MACBETH 70 Roep ze. Laat me ze zien.
FIRST WITCH
Pour in sow’s blood that has eaten
Her nine farrow; grease that’s sweaten

125
Macbeth
ACT 4. SC. 1

Van de galg der moordenaars werpen
In het vuur.
ALL 75 Kom hoog of laag;
Hetzelve en het ambt behendig vertonen.
Donder. Eerste verschijning, een gewapend hoofd.
MACBETH
Vertel mij, gij onbekende macht-
Hij kent uw
gedachten.
80 Hoor zijn toespraak aan, maar zeg niets.
Eerste verschijning
Macbeth. Macbeth. Macbeth. Pas op voor Macduff. Pas op voor de Thane of Fife. Laat me gaan. Genoeg. Hij daalt af. Macbeth, bedankt voor je goede voorzichtigheid. Je hebt mijn angst juist ingeschat. Maar nog één woord… Hij laat zich niet commanderen. Hier is een ander, krachtiger dan het eerste. Donder. Tweede verschijning, een bloederig kind. TWEEDE verschijning Macbeth. Macbeth! Macbeth! Als ik drie oren had, zou ik u horen.
Tweede verschijning.
90 Wees bloedig, moedig en vastberaden. Lach de macht van de mens uit, want geen vrouw kan Macbeth deren. Hij daalt af. Blijf dan leven, Macduff. Wat moet ik van je vrezen? Maar ik zal zekerheid dubbel verzekeren. 95 En een band van het lot nemen. Gij zult niet leven,
Dat ik de angst van de bleke harten kan vertellen dat het leugens zijn,
En slapen in weerwil van de donder.

127
Macbeth
ACT 4. SC. 1

Donder. Derde verschijning, een gekroond kind, met een boom
in zijn hand.
Wat is dit
Dat opstaat als het kind van een koning
100 En op zijn babywenkbrauw de ronde
en top van soevereiniteit draagt?
ALL Luister, maar spreek niet met ’t.
DERDE verschijning
Blijf leeuwhaftig, trots, en trek u niets aan
Wie klaagt, wie zich druk maakt, of waar samenzweerders zijn.
105 Macbeth zal nooit overwonnen worden totdat
Great Birnam Wood to high Dunsinane Hill
Tegen hem zal komen.
Hij⌝ daalt af.
MACBETH Dat zal nooit gebeuren.
Wie kan het bos imponeren, de boom bevelen
110 zijn aardgebonden wortel los te maken? Lieve lichamen, goed! Wraakzuchtige doden, sta nooit op tot het bos van Birnam verrijst en onze hooggeplaatste Macbeth de natuur pacht, zijn adem betaalt aan tijd en sterfelijke gewoonte. Toch wil mijn hart één ding weten. Zeg me, als uw kunst zoveel kan vertellen: Zal Banquo’s nageslacht ooit regeren in dit koninkrijk? Ik wil het niet meer weten. Ik zal tevreden zijn. Ontken me dit,
120en een eeuwige vloek zal over je komen! Laat het me weten. De ketel zinkt. Hautboys. Waarom zinkt die ketel? En wat is dat voor een lawaai?

VIERSTE Heks laat zien.
TWEEDE Heks laat zien.
ALLEN
125 Laat zijn ogen zien en bedroef zijn hart.
Kom als schaduwen; vertrek dus.

129
Macbeth
ACT 4. SC. 1

Een show van acht koningen, ⌜de achtste koning⌝ met een glas in
zijn hand, en Banquo als laatste.
MACBETH
Tij lijkt te veel op de geest van Banquo. Neer! Uw kroon doet mijn oogballen verschroeien. En uw haar, uw andere goudomrande voorhoofd, is als het eerste. 130 Een derde is als de eerste. Vuile heks. Waarom laat u me dit zien? Een vierde? Start, ogen! Wat, zal de lijn zich uitstrekken tot de barst des oordeels? Nog een? Een zevende? Ik zie niets meer. En toch verschijnt de achtste, die een glas draagt. 135 Dat me nog veel meer laat zien, en sommigen zie ik die tweevoudige ballen en drievoudige scepters dragen. Verschrikkelijk gezicht! Nu zie ik dat het waar is, want de bloeddorstige Banquo lacht me toe en wijst naar hen als zijne. De verschijningen verdwijnen. 140 Wat, is dit zo? Maar waarom
staat Macbeth zo verbaasd?
Kom, zusters, vrolijk zijn geesten op
en toon het beste van onze genoegens.
145Ik zal de lucht bezweren om geluid te maken
terwijl jullie je capriolen uithalen,
zodat deze grote koning vriendelijk kan zeggen
Onze plichten hebben zijn welkom betaald.
Muziek. De heksen dansen en verdwijnen.
MACBETH
Waar zijn ze? Weg? Laat dit verderfelijke uur 150 vervloekt op de kalender staan!
Kom binnen, zonder daar.
Kom binnen Lennox.
LENNOX Wat is uw genade’s wil?

131
Macbeth
ACT 4. SC. 1

MACBETH
Zag u de zusters Weïrd?
LENNOX Nee, mijn heer.
MACBETH
155 Kwamen zij niet door u?
LENNOX Nee, inderdaad, mijn heer.
MACBETH
Besmet de lucht waarop zij rijden,
en verdoemd al degenen die hen vertrouwen! Ik hoorde het galopperen van een paard. Door wie kwam ’t? Twee of drie, mijn heer, die u melden dat Macduff naar Engeland is gevlucht. Naar Engeland gevlucht? Ja, mijn goede heer.
MACBETH, terzijde⌝
Tijd, gij anticipeert op mijn gevreesde heldendaden.
65 Het vluchtige voornemen is nooit vervlogen
zonder dat de daad er bij hoort. Vanaf dit moment zullen de eerstelingen van mijn hart de eerstelingen van mijn hand zijn. En zelfs nu, om mijn gedachten met daden te bekronen, wordt het gedacht en gedaan: het kasteel van Macduff zal ik verrassen, Fife overvallen, aan de rand van het zwaard geven, zijn vrouw, zijn kinderen en alle ongelukkige zielen die hem in zijn lijn volgen. Niet opscheppen als een dwaas. Deze daad zal ik doen voordat dit doel is afgekoeld. Maar geen bezienswaardigheden meer. Waar zijn deze heren? Kom me brengen waar ze zijn. Ze vertrekken.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.