“Degene die met mij sprak had een meetlat van goud om de stad en haar poorten en muren te meten. De stad lag vierkant, haar lengte gelijk aan haar breedte. En hij mat de stad met zijn roede, 12.000 stadia. Haar lengte en breedte en hoogte zijn gelijk” (verzen 15-16).
– Openbaring 21:9-27
Wanneer wij klaar zijn met onze studie van het boek Ezechiël, zullen wij ons nu richten op een belangrijke passage in het Nieuwe Testament die afhangt van het visioen van de profeet. Openbaring 21:9-27 geeft Johannes’ verslag van het Nieuwe Jeruzalem dat hij zag toen Jezus tot hem kwam op het eiland Patmos en hem vertelde over de voltooiing van Gods plan. Dit Nieuwe Jeruzalem herinnert aan Ezechiël 40-48 en Ezechiëls profetie over de tempel die zou komen na de terugkeer van de Joden uit hun ballingschap.
Velen in de dispensatietheologische traditie interpreteren de passage van vandaag op een houterig letterlijke manier, door het verslag van Johannes te lezen alsof hij een precieze geografische ruimte beschrijft die zal bestaan bij de terugkeer van Jezus. Twee dingen in Openbaring 21 maken dit echter onmogelijk. Ten eerste noemt Johannes het nieuwe Jeruzalem “de bruid, de vrouw van het Lam” (v. 9). Het is duidelijk dat onze Heiland geen fysieke stad tot vrouw neemt; zoals Johannes twee hoofdstukken eerder aangeeft, is de bruid van Christus de gemeenschap van de heiligen, het volk van God dat alleen op Jezus heeft vertrouwd voor zijn verlossing (19:6-9; zie ook Ef. 5:25-33). Als de heiligen van onze Schepper en het Nieuwe Jeruzalem beide worden aangeduid als de bruid van Christus, moet het Nieuwe Jeruzalem een manier zijn om symbolisch de triomferende kerk voor te stellen.
Ten tweede toont de enorme omvang van het Nieuwe Jeruzalem aan dat Johannes niet wil dat wij Openbaring 21 lezen als een nauwkeurige beschrijving van de fysieke afmetingen van een herstelde stad in het Beloofde Land. De stad van Johannes is een volmaakte kubus, met zijden die elk 12.000 stadia meten (v. 16). Dit komt neer op een stad die 365 mijlen breed, 365 mijlen lang en 365 mijlen hoog is. Zo’n stad zou niet op de berg Sion in Palestina passen, en zou ver in de atmosfeer reiken, en de banen raken van verschillende kunstmanen die vandaag de dag rond de aarde cirkelen. Bovendien was in de tempel van Jeruzalem alleen het Heilige der Heiligen een volmaakte kubus, en Ezechiël keek uit naar de dag waarop deze volmaakte kubus in Jeruzalem herbouwd zou worden (1 Koningen 6:20; Ezech. 41:4). Gezien deze achtergrond geeft het visioen van Johannes aan dat het Heilige der Heiligen en het volk van God identiek zullen zijn in de voleinding. Dat wil zeggen, de bruid van de Heer zal zo rein en vlekkeloos zijn dat er in het geheel geen scheiding zal zijn tussen Hem en Zijn volk (zie Openb. 21:3).
Ezechiël zag uit naar dit soort reinheid (Ezech. 36:22-38). Wij zien ook uit naar deze heiligheid, maar wij begrijpen beter dan Ezechiël hoe het tot stand zal komen. Bij Jezus’ wederkomst zal alle zonde verdwenen zijn en zullen wij de Heer voor altijd volmaakt gehoorzamen (1 Joh. 3:2).
Coram Deo
Wij maken echte vorderingen in heiligheid in dit leven als de Heilige Geest ons heiligt en ons gelijkvormig maakt aan het beeld van Christus. Wij wachten echter nog steeds op de wederkomst van de Heer om volledig volmaakt te worden in gerechtigheid. Terwijl wij groeien in heiligheid en het besef van onze eigen zonde, zien wij altijd hoe ver wij tekortschieten in Zijn heerlijkheid, en worden wij eraan herinnerd dat wij Hem nodig hebben om alle dingen recht te zetten. Laten we heiligheid nastreven, in het vertrouwen dat Hij Zijn goede werk in ons zal volbrengen.
Passages voor verdere studie
Isaja 44:1-5
Isaja 44:1-5
Ezechiël 39:25-29
Ezechiël 39:25-29
1 Korintiërs 13
1 Korintiërs 13
Hebrijnen 12:14
Hebrijnen 12:14