Intendant, bestuursambtenaar onder het ancien régime in Frankrijk die diende als een agent van de koning in elk van de provincies, of généralités. Van ongeveer 1640 tot 1789 waren de intendancies het belangrijkste instrument om administratieve eenwording en centralisatie onder de Franse monarchie te bereiken.
De oorsprong van het ambt van intendant blijft duister, en er is geen document gevonden dat het specifiek heeft ingesteld. De oorsprong van het ambt lag in de behoefte van de kroon om toezicht te houden op de adelijke koninklijke bureaucratie, waarvan vele leden hun ambten hadden gekocht. De kroon plaatste op deze ambtenaren voor een bepaalde tijd agenten met welomschreven bevoegdheden onder lettres de commission. Een aantal van deze agenten, of commissarissen, trokken voor een bepaalde tijd en met een bepaald doel door de provincies, maar in 1555 wees Hendrik II aan elk van hen een bepaald gebied toe, een zogenaamde généralité. Speciale commissarissen werden nog steeds uitgezonden naar bijzonder onrustige gebieden en brachten verslag uit aan een provinciale gouverneur of een leger te velde met de titels “intendant van justitie” of “intendant van het leger”, en zij werden uiteindelijk intendants genoemd.
In het begin van de 17e eeuw werden de functies van de intendants in bepaalde provincies permanent gemaakt, en na 1635 was er in vrijwel elke provincie een intendant aangesteld. In de jaren 1630 begonnen de commissarissen of intendanten te functioneren als een soort parallelle administratie in de provincies, waardoor de kroon haar gezag in de plaats kon stellen van dat van de gouverneurs (provinciale militaire bevelhebbers) en andere plaatselijke ambtenaren. Tegen het midden van de jaren 1640 waren de commissarissen rivalen geworden van de plaatselijke autoriteiten, met name de thesauriers die in elke provincie werkzaam waren, of hadden zij deze zelfs grotendeels verdrongen. Het ressentiment van de plaatselijke ambtenaren was een van de factoren van de opstand die bekend staat als de Fronde (1648-53), die Lodewijk XIV er in 1648 tijdelijk toe bracht de bevoegdheden van alle intendanten in te trekken, behalve die in bepaalde grensprovincies. Dit besluit had geen blijvend effect en de intendanten van justitie, politie en financiën werden in 1653 opnieuw aangesteld.
Vanaf het begin van zijn persoonlijke regering (1661) handhaafde Lodewijk de intendanten, die vanaf dat moment de reguliere vertegenwoordigers van de koninklijke macht waren. In 1789 waren er 33 intendants voor de 34 généralités van Frankrijk. Het gezag van de intendants strekte zich uit tot alle terreinen van het provinciaal bestuur: zij waren belast met de uitvoering van de bevelen van de centrale macht in hun généralités, het toezicht op de plaatselijke ambtenaren, de vertegenwoordiging van de kroon bij de plaatselijke autonome organen (met name de provinciale vergaderingen), en het informeren van de centrale macht over de economische situatie en de publieke opinie in hun généralités. Hun opdracht bleef altijd eerder informatieverstrekking dan besluitvorming, en om te kunnen handelen moesten zij een bevel van de raad van de koning krijgen, dat echter meestal werd opgesteld in de door hen voorgestelde zin. Als intendanten van justitie konden zij lokale rechtbanken voorzitten, onbevredigende magistraten schorsen en buitengewone tribunalen instellen om roverij en opruiing te onderdrukken. Als intendanten van financiën bepaalden zij de hoogte van de belastingen in het district en bespraken zij met de assemblees het bedrag van de jaarlijkse belastingen die in de districtsvergaderingen moesten worden gestemd; tegen het einde van de 17e eeuw was het hun verantwoordelijkheid om nieuwe belastingen te innen. Zij waren verantwoordelijk voor de openbare orde, coördineerden de activiteiten van de prévôts des maréchaux (de politiemacht onder de maarschalken van Frankrijk) en bemoeiden zich soms met de zaken van particulieren door het versturen van lettres de cachet. Zij controleerden ook de gemeentelijke administratie. Hun grote macht maakte hen impopulair, en het was gedeeltelijk om hun buitensporige macht te verhelpen dat in 1787 in heel Frankrijk de zogenaamde assemblées provinciales, met raadgevende en administratieve bevoegdheden, werden opgericht; de bevoegdheden van de intendants werden in 1789 afgeschaft.