Wat is immunohistochemie?

Immunohistochemie (IHC) wordt beschouwd als een geavanceerde vorm van histopathologie. Immunohistochemie wordt gewoonlijk niet in eerste instantie gebruikt, maar wordt toegevoegd wanneer routine/regulier histologisch onderzoek onvoldoende is om een diagnose te stellen.

IHC gebruikt primaire antilichamen om een eiwit te labelen, en gebruikt vervolgens een secundair antilichaam dat aan het primaire is gebonden. Bij immunoperoxidase-kleuring wordt een antilichaam gekoppeld aan een enzym, peroxidase, dat een reactie katalyseert waarbij het eiwit specifiek bruin wordt gekleurd. Bij IHC kan ook gebruik worden gemaakt van fluorescent gelabeld antilichaam, zodat bij bestudering onder een lichtmicroscoop een bepaald patroon wordt waargenomen door de uitgezonden fluorescentie.

Het IHC-patroon wordt als diagnostisch beschouwd, waarbij nucleaire, membraneuze of cytoplasmatische patronen worden aangetoond. IHC wordt vaak gebruikt in situaties waarin de aan- of afwezigheid van bepaalde eiwitten een basis voor een diagnose kan vormen. Het kan ook worden gebruikt om onderscheid te maken tussen twee verschillende ziekteprocessen die anders gelijkaardig kunnen lijken voor de patholoog.

Hoe wordt immunohistochemie uitgevoerd?

Het meest gebruikelijke proces voor het prepareren van immunohistochemische objectglaasjes is als volgt:

  1. Fixatie van het weefsel (in het algemeen worden IHC-kleuren gefixeerd met formaline)
  2. Embedding van het weefsel (in paraffine)
  3. Sectie van de weefsels
  4. Retrieval (gedaan met de toepassing van warmte of proteolytische enzymen)
  5. Mounting en dehydratie
  6. Kleuren en observatie van de dia’s.

Wat zijn de voor- en nadelen van immunohistochemie?

De voordelen van IHC zijn:

  • Het is mogelijk om verse of bevroren weefselmonsters te gebruiken voor IHC.
  • IHC is goed ingeburgerd en gemakkelijk verkrijgbaar.
  • De kosten van IHC zijn relatief laag
  • Het heeft een snelle doorlooptijd.
  • Omdat er geen levende infectieuze agentia bij betrokken zijn, is het risico voor de menselijke gezondheid minimaal.

De nadelen van IHC zijn als volgt:

  • IHC-kleuren zijn niet wereldwijd gestandaardiseerd.
  • De kosten van de procedure zijn relatief laag, maar de apparatuur die nodig is om IHC uit te voeren is kostbaar.
  • Het kwantificeren van de resultaten is moeilijk.
  • IHC is onderhevig aan menselijke fouten. Goed opgeleid personeel is van het grootste belang.

Wat zijn enkele voorbeelden van immunohistochemische vlekken?

Honderden immunohistochemische vlekken worden gebruikt om verschillende tumoren en andere neoplasma’s te identificeren. Hieronder volgt een greep uit de IHC-kleuren die in de dermatologie worden gebruikt.

IHC Stain Toepassingen/afbeeldingsopschrift
BCL2 Gebruikt om onderscheid te maken tussen basaalcelcarcinomen en trichoepitheliomen
CD3 T-cel marker; sterk positief bij mycosis fungoides
CD4 Helper T-cel marker
CD8 Suppressor T-celmarker
CD20 B-celmarker
CD30 Kan worden gebruikt bij de diagnose van Hodgkin-lymfoom en anaplastische lymfomen. Grote cellen: Golgi-apparaat en membraneuze kleuring
CD31 Helpt bij de identificatie van endotheliale tumor
CD34 onderscheidt verschillende endotheliale tumoren en is positief bij dermatofibrosarcoom
CD56 Gebruikt bij de diagnose van non-Hodgkin lymfomen, leukemieën en kleincellige carcinomen
CD117 Marker voor KIT-receptor en positief in diverse tumoren, waaronder mastocytose
CDKN2A (p16) Tumorsuppressormarker positief in HPV-geassocieerde tumoren, actinische keratosen en plaveiselcelcarcinomen
CK (divers) Cytokeratines kunnen worden gebruikt om goedaardige van kwaadaardige tumoren in de baarmoederholte te helpen onderscheiden
CK 20 Specifiek voor Merkelcelcarcinoom. Kan helpen bij de identificatie van adenocarcinomen van het maag-darmstelsel en het voortplantingssysteem, alsook gastro-intestinale epitheliale tumoren
Cytokeratine met hoog moleculair gewicht Gebruikt voor de detectie van ductale carcinomen, plaveiselcelcarcinomen en andere epitheliale neoplasma’s
Desmin Spiermarker
EMA Gebruikt voor het identificeren van eccriene neoplasma’s, ziekte van Paget en talgkliercarcinomen
Factor 13 Kan clinici helpen onderscheid te maken tussen dermatofibrosarcoom en dermatofibroma
HHV8 Human herpesvirus 8
HMB 45 Gebruikt om melanocyten op te sporen, vooral bij melanoom, maar negatief bij desmoplastisch melanoom
Melan-a Kan helpen melanocytaire naevuscellen en melanomen te identificeren
PDL1 Programmed death-ligand 1
S-100 Gebruikt om tumoren van de melanocyten te markeren, zowel naevi als melanoom
SMA Smooth muscle antigen
SOX-10 Nucleaire marker voor melanocytaire tumoren
Treponema pallidum Demonstreert organismen bij secundaire syfilis
Immunohistochemische vlekken

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.