Wat is immunohistochemie?
Immunohistochemie (IHC) wordt beschouwd als een geavanceerde vorm van histopathologie. Immunohistochemie wordt gewoonlijk niet in eerste instantie gebruikt, maar wordt toegevoegd wanneer routine/regulier histologisch onderzoek onvoldoende is om een diagnose te stellen.
IHC gebruikt primaire antilichamen om een eiwit te labelen, en gebruikt vervolgens een secundair antilichaam dat aan het primaire is gebonden. Bij immunoperoxidase-kleuring wordt een antilichaam gekoppeld aan een enzym, peroxidase, dat een reactie katalyseert waarbij het eiwit specifiek bruin wordt gekleurd. Bij IHC kan ook gebruik worden gemaakt van fluorescent gelabeld antilichaam, zodat bij bestudering onder een lichtmicroscoop een bepaald patroon wordt waargenomen door de uitgezonden fluorescentie.
Het IHC-patroon wordt als diagnostisch beschouwd, waarbij nucleaire, membraneuze of cytoplasmatische patronen worden aangetoond. IHC wordt vaak gebruikt in situaties waarin de aan- of afwezigheid van bepaalde eiwitten een basis voor een diagnose kan vormen. Het kan ook worden gebruikt om onderscheid te maken tussen twee verschillende ziekteprocessen die anders gelijkaardig kunnen lijken voor de patholoog.
Hoe wordt immunohistochemie uitgevoerd?
Het meest gebruikelijke proces voor het prepareren van immunohistochemische objectglaasjes is als volgt:
- Fixatie van het weefsel (in het algemeen worden IHC-kleuren gefixeerd met formaline)
- Embedding van het weefsel (in paraffine)
- Sectie van de weefsels
- Retrieval (gedaan met de toepassing van warmte of proteolytische enzymen)
- Mounting en dehydratie
- Kleuren en observatie van de dia’s.
Wat zijn de voor- en nadelen van immunohistochemie?
De voordelen van IHC zijn:
- Het is mogelijk om verse of bevroren weefselmonsters te gebruiken voor IHC.
- IHC is goed ingeburgerd en gemakkelijk verkrijgbaar.
- De kosten van IHC zijn relatief laag
- Het heeft een snelle doorlooptijd.
- Omdat er geen levende infectieuze agentia bij betrokken zijn, is het risico voor de menselijke gezondheid minimaal.
De nadelen van IHC zijn als volgt:
- IHC-kleuren zijn niet wereldwijd gestandaardiseerd.
- De kosten van de procedure zijn relatief laag, maar de apparatuur die nodig is om IHC uit te voeren is kostbaar.
- Het kwantificeren van de resultaten is moeilijk.
- IHC is onderhevig aan menselijke fouten. Goed opgeleid personeel is van het grootste belang.
Wat zijn enkele voorbeelden van immunohistochemische vlekken?
Honderden immunohistochemische vlekken worden gebruikt om verschillende tumoren en andere neoplasma’s te identificeren. Hieronder volgt een greep uit de IHC-kleuren die in de dermatologie worden gebruikt.
IHC Stain | Toepassingen/afbeeldingsopschrift |
---|---|
BCL2 | Gebruikt om onderscheid te maken tussen basaalcelcarcinomen en trichoepitheliomen |
CD3 | T-cel marker; sterk positief bij mycosis fungoides |
CD4 | Helper T-cel marker |
CD8 | Suppressor T-celmarker |
CD20 | B-celmarker |
CD30 | Kan worden gebruikt bij de diagnose van Hodgkin-lymfoom en anaplastische lymfomen. Grote cellen: Golgi-apparaat en membraneuze kleuring |
CD31 | Helpt bij de identificatie van endotheliale tumor |
CD34 | onderscheidt verschillende endotheliale tumoren en is positief bij dermatofibrosarcoom |
CD56 | Gebruikt bij de diagnose van non-Hodgkin lymfomen, leukemieën en kleincellige carcinomen |
CD117 | Marker voor KIT-receptor en positief in diverse tumoren, waaronder mastocytose |
CDKN2A (p16) | Tumorsuppressormarker positief in HPV-geassocieerde tumoren, actinische keratosen en plaveiselcelcarcinomen |
CK (divers) | Cytokeratines kunnen worden gebruikt om goedaardige van kwaadaardige tumoren in de baarmoederholte te helpen onderscheiden |
CK 20 | Specifiek voor Merkelcelcarcinoom. Kan helpen bij de identificatie van adenocarcinomen van het maag-darmstelsel en het voortplantingssysteem, alsook gastro-intestinale epitheliale tumoren |
Cytokeratine met hoog moleculair gewicht | Gebruikt voor de detectie van ductale carcinomen, plaveiselcelcarcinomen en andere epitheliale neoplasma’s |
Desmin | Spiermarker |
EMA | Gebruikt voor het identificeren van eccriene neoplasma’s, ziekte van Paget en talgkliercarcinomen |
Factor 13 | Kan clinici helpen onderscheid te maken tussen dermatofibrosarcoom en dermatofibroma |
HHV8 | Human herpesvirus 8 |
HMB 45 | Gebruikt om melanocyten op te sporen, vooral bij melanoom, maar negatief bij desmoplastisch melanoom |
Melan-a | Kan helpen melanocytaire naevuscellen en melanomen te identificeren |
PDL1 | Programmed death-ligand 1 |
S-100 | Gebruikt om tumoren van de melanocyten te markeren, zowel naevi als melanoom |
SMA | Smooth muscle antigen |
SOX-10 | Nucleaire marker voor melanocytaire tumoren |
Treponema pallidum | Demonstreert organismen bij secundaire syfilis |