Artikel II van de Amerikaanse grondwet geeft de president de bevoegdheid om gratie te verlenen aan personen die federale overtredingen hebben begaan.
De reikwijdte van de gratiebevoegdheid van de president is breed. Hij kan iemand gratie verlenen voor bijna elke overtreding tegen de Verenigde Staten. Hoewel ruim, is de bevoegdheid niet onbeperkt. De president kan bijvoorbeeld geen gratie verlenen in gevallen van impeachment, noch kan hij iemand gratie verlenen voor het begaan van een staatsmisdrijf.
De Grondwet stelt geen procedurele of inhoudelijke eisen aan de uitoefening van de gratiebevoegdheid door de president. Hij kan gratie verlenen via elke procedure en om elke reden. Niettemin hebben presidenten doorgaans een beroep gedaan op het bureau van de gratieverlener van het ministerie van Justitie om gratieverzoeken door te lichten en te beoordelen. De gratieverlener doet echter alleen een aanbeveling. De uiteindelijke beslissing over het al dan niet verlenen van gratie berust bij de president.
Om gratie te vragen dient iemand die gratie wil verkrijgen een formeel verzoek in bij het bureau van de gratieverlener. Bij de beoordeling van de gegrondheid van elk verzoek houdt het bureau van de gratieverlener rekening met verschillende factoren, waaronder het gedrag van de betrokkene na zijn veroordeling, de ernst van het misdrijf en de mate waarin de betrokkene de verantwoordelijkheid voor het misdrijf heeft aanvaard. Bovendien kunnen de openbare aanklagers die de zaak hebben behandeld en de plaatsvervangend procureur-generaal – de op een na hoogste ambtenaar bij DOJ – meewerken aan de aanbeveling over het al dan niet verlenen van gratie.
De president kan er echter voor kiezen de gratieverlener te omzeilen en gratie te verlenen als een dergelijk verzoek of een aanbeveling van het ministerie van Justitie ontbreekt.
Er zijn geen grenzen aan het aantal mensen dat de president gratie kan verlenen. President Franklin D. Roosevelt, bijvoorbeeld, verleende gratie aan 2.819 personen tijdens zijn ambtstermijn – meer dan enige andere president. President Barack Obama heeft in zijn ambtsperiode 212 mensen gratie verleend.
Een gratieverlening doet het rechtsgevolg van een veroordeling volledig teniet. De ontvanger van de gratie wordt niet langer beschouwd als een crimineel en alle bijkomende gevolgen van de veroordeling – zoals het verlies van het kiesrecht – worden teruggedraaid.
Van tijd tot tijd kan een presidentiële gratie controversieel zijn. Zo werd het besluit van Gerald Ford om Richard Nixon gratie te verlenen nadat deze het presidentschap had neergelegd, destijds zwaar bekritiseerd, en speelde het waarschijnlijk een rol bij de verkiezingsnederlaag van Ford in 1978. Ook de gratie die president Bill Clinton in 2001 op het laatste moment aan Marc Rich verleende, werd zwaar bekritiseerd nadat bekend was geworden dat Richs vrouw grote politieke donaties had gedaan.
Het moment waarop president Clinton gratie verleende – vlak voordat hij zijn ambt neerlegde – was niet uniek. Omdat een bepaalde gratie politiek impopulair kan zijn, kiezen presidenten er vaak voor gratie te verlenen wanneer zij daarvoor geen politiek risico lopen.