We plaatsen de foto’s die we maken vaak in kaders als een manier om onze favoriete foto’s te tonen en de aandacht te trekken – maar er is een andere vorm van kadrering die je kunt doen terwijl je je opnamen maakt en die net zo effectief kan zijn om precies hetzelfde te doen!
Framing is de techniek om de aandacht te vestigen op het onderwerp van je foto door andere delen van het beeld te blokkeren met iets in de scène.
De voordelen van het inkaderen van foto’s zijn onder meer:
1. het geven van een context aan de foto (bijvoorbeeld het inkaderen van een scène met een boog kan u iets vertellen over de plaats waar u zich bevindt door de architectuur van de boog of het opnemen van wat gebladerte op de voorgrond van een opname kan een gevoel overbrengen dat u zich in de natuur bevindt).
2. beelden een gevoel van diepte en gelaagdheid geven (in wezen plaatst het kaderen van een opname meestal iets op de voorgrond dat een extra dimensie aan de opname toevoegt).
3. het oog naar uw belangrijkste brandpunt leiden (sommige ‘kaders’ kunnen de kijker van uw foto alleen al door hun vorm in de foto trekken). Sommigen geloven ook dat een kader niet alleen het oog in een foto kan trekken, maar dat het het daar ook langer houdt – het geeft een barrière tussen uw onderwerp en de buitenkant van de opname.
4. intrigeert je kijker. Soms is het datgene wat je niet kunt zien in een foto dat je er net zo in aantrekt als (of zelfs meer dan) datgene wat je wel op de foto kunt zien. Slimme kadrering die degenen die je foto bekijken een beetje laat afvragen of verbeelden wat er achter je kader zit, kan heel effectief zijn (doe het verkeerd en het kan ook heel vervelend zijn!)
Kaders voor foto’s zijn er in alle vormen en maten en kunnen opnamen door overhangende takken omvatten, opnamen door ramen, het gebruik van tunnels, bogen of deuropeningen – je kunt zelfs mensen gebruiken (bijvoorbeeld opnamen over schouders of tussen hoofden), enz.
Je kader hoeft niet helemaal rond de randen van je foto te lopen – het kan ook aan een of twee randen van je opname zijn.
Mijn vuistregel bij het overwegen van kadrering is de vraag te stellen – ‘voegt dit iets toe aan of neemt dit iets weg van het beeld?’ Soms kan kadrering een opname alleen maar onoverzichtelijker maken en een benauwd gevoel geven, maar soms kan het het verschil uitmaken tussen een gewone en een verbluffende opname.
Tot slot – als je kadreringstechnieken gebruikt, moet je ook bedenken of je wilt dat je kader scherp is of niet. In sommige gevallen geeft een mooi onscherp kader je opnamen meer sfeer en diepte (gebruik in dit geval een groot diafragma), maar in andere gevallen kan een onscherp kader helpen om context aan de scène toe te voegen (kies in dit geval een klein diafragma).