De flow-volume loop verkregen tijdens de spirometrie manoeuvre kan vier onderscheidende vormen hebben die gekoppeld zijn aan bepaalde pathologieën: obstructieve longziekte, restrictieve longziekte, gemengde longziekte en obstructies van de bovenste luchtwegen.
De vorm van de flow-volume loop kan de locatie van de luchtstroom beperking aangeven, zoals de grote bovenste luchtwegen of de kleinere distale luchtwegen. Bij veel voorkomende obstructieve luchtstroomstoornissen, zoals astma of emfyseem, tast de ziekte in het algemeen de expiratoire ledematen aan en kan de inspanningsafhankelijke expiratoire piekstroom verminderen, evenals de daaropvolgende luchtstromen die onafhankelijk zijn van de inspanning. De afdalende ledemaat van de expiratoire lus is doorgaans hol. Daarentegen kunnen verschillende ongebruikelijke anatomische aandoeningen die de grote luchtwegen vernauwen een verscheidenheid aan patronen van afknotting of afvlakking van ofwel één ledemaat van de lus (variabele bovenste luchtwegobstructie) of beide ledematen van de lus (vaste bovenste luchtwegobstructie) veroorzaken.
Het is belangrijk dat de techniek correct wordt uitgevoerd op een gekalibreerde spirometer, zodat de flow-volumelus correct kan worden geïnterpreteerd. Vaak bevestigen huisartsen de resultaten van spirometrie graag in een longfunctielaboratorium, waarbij de test wordt uitgevoerd door een gekwalificeerde respiratoir wetenschapper.