Gevallen
Geval 1
Een 59-jarige man had al zeven jaar lang loopstoornissen. In de maanden voor de opname werd hij steeds wankeler en kon hij niet meer zonder hulp lopen door een uitgesproken versnelling van zijn passen. Hij viel vaak. Gedurende verschillende maanden werd geen diagnose gesteld en zijn loopstoornis werd mogelijk als psychogeen beschouwd. Pas nadat beeldvormend onderzoek een uitgesproken triventriculaire hydrocephalus aantoonde, werd hij doorverwezen voor verdere evaluatie en behandeling. Bij zijn opname meldde hij ook nachtelijke aandrang tot urineren en incontinentie. De meest opmerkelijke bevinding van zijn lichamelijk onderzoek was zijn loopstoornis. Hij kon alleen lopen zonder te vallen als hij zich vasthield aan een leuning of aan de muur. Wanneer hij vrij liep, werd zijn paslengte achtereenvolgens korter en de staphoogte kleiner, terwijl zijn loopsnelheid toenam. Hij was niet in staat zijn loopsnelheid te vertragen of abrupt te stoppen. Hij boog dan zijn bovenlichaam naar voren en viel als hij zich niet kon vasthouden aan een muur of een voorwerp. Hij kon staan zonder steun. Bij het testen van propulsie en retropulsie had hij een lichte posturale instabiliteit, maar hij herstelde zich zonder hulp. Er was geen gebrek aan loopneiging of bevriezing bij het passeren van obstakels. De armzwaai bleef behouden tijdens het lopen. Hij deed verschillende extra stappen bij het draaien. Er was milde bilaterale bradykinesie van zijn bovenste ledematen maar geen tremor of rigiditeit. Voor de rest was het neurologisch onderzoek niet opmerkelijk. Hij scoorde 29 van de 30 punten op het mini-mentale toestandsonderzoek. Magnetische resonantie beeldvorming met inbegrip van hoge resolutie sagittale constructieve interferentie in steady state (CISS) sequenties toonde aqueductale stenose. Er werd een lumbaalpunctie verricht en 40 ml cerebrospinaal vocht werd afgetapt. Een dag later was er een lichte verbetering van de loopstoornis. Vervolgens onderging de patiënt een endoscopische derde ventriculostomie. De operatieve ingreep en het postoperatieve beloop waren onopvallend. Binnen enkele dagen na de operatie was een verdere verbetering van de loopstoornis merkbaar. Bij de follow-up, vier maanden na de operatie, was de festinerende gang volledig verdwenen en kon de patiënte vrij lopen zonder hulp.
Zaak 2
Een 81-jarige vrouw die zich voorheen goed voelde, presenteerde zich met een eenjarige voorgeschiedenis van zwakte en onvastheid van de benen, samen met verscheidene valpartijen. Op het moment van opname was ze niet in staat zelfstandig te lopen of zich te verplaatsen en had ze een aanhoudende angst om te vallen. Er was enige aandrang tot urineren en urine-incontinentie, omdat zij soms niet op tijd het toilet kon bereiken. De belangrijkste neurologische afwijking was dat zij moeite had een rechte houding aan te nemen en zelfs te lopen met behulp van een Zimmer frame. Zij had een voorovergebogen, gebogen houding en een festinerende gang met korte passen. Het neurologisch onderzoek was onopvallend, afgezien van een verminderde sensatie van lichte aanraking in een handschoen en kousenverdeling in de handen en voeten. Er was met name geen rigiditeit of tremor, parese, of aantasting van het gevoel van gewrichtsposities. De Middlesex elderly assessment of mental state en Wechsler memory scales toonden geen significante afwijking. Magnetische resonantie beeldvorming toonde een laterale en derde ventriculaire hydrocephalus met kleine aquaduct en normale vierde ventrikel. Seriële lumbaalpuncties, die drukken van 10-14 cm H2O vertoonden, hadden geen gunstig of ongunstig effect. De diagnose was een laat begin van IAS. De patiënte onderging ventriculoperitoneale shunting met een medium drukklep en een antisiphon apparaat. Postoperatief maakte zij een langzaam maar gestaag herstel door. Twee maanden na de shunting waren haar houdingsstabiliteit en evenwicht aanzienlijk verbeterd. Zij liep niet langer met een voorovergebogen houding en haar snelheid van lopen was aanzienlijk verbeterd. Ze is nu in staat om rond het huis te lopen met de hulp van een wandelstok.