Vandaag, 2 juli, herdenken we de visitatie van de Heilige Maagd Maria aan Elisabeth. Het evangelie van deze dag (Lc. 1, 39-45) heeft iets adembenemends. De passage zit vol actie: De pas zwangere Maria haast zich naar haar oudere familielid, Elisabeth, die ook in verwachting is als gevolg van goddelijk ingrijpen. De ontmoeting is dynamisch: Maria’s begroeting van Elizabeth zet een kettingreactie in gang. De zes maanden oude foetus in haar schoot springt van vreugde op gelijke tred met zijn moeder. Elizabeth wordt vervuld van de Geest en roept een zegen uit over Maria, die vertaald moet worden: “Gezegend zijt gij onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot.” Zij wordt overmand door een gevoel van onwaardigheid dat de moeder van de Heer van haar (letterlijk) haar bezoekt. Dit leidt tot Maria’s grote lied van het Magnificat, dat ook vol is van goddelijke actie in het verstoren en transformeren van de huidige orde ten gunste van de armen en nederigen, zoals Maria zelf.
Zoals altijd in de Bijbel en zelfs in de beste Traditie, wordt Maria verheven omwille van Jezus. Zij is gezegend, voorbereid en bezocht ter wille van Hem die uit haar geboren zal worden. Op iconen van de Madonna met Kind wordt dit vaak afgebeeld als Maria die naar het kindje Jezus wijst. Toch moeten we erkennen dat zij een heel bijzondere plaats inneemt in het plan van Gods bedoelingen. Zij wordt hier “de gezegendste onder de vrouwen” genoemd en de moeder van de mensgeworden God. In haar lied herhaalt Maria wat Elizabeth heeft gezegd en voegt eraan toe dat “alle geslachten” haar gezegend zullen noemen, zoals zij inderdaad hebben gedaan.
Elizabeth die haar de ‘Moeder van de Heer’ noemt, levert ook de bijbelse basis voor de titel die Maria op het Concilie van Efeze (431 n.Chr.) kreeg: ‘Theotokos’ of ‘God-Brenger’, in de volksmond vertaald als ‘Moeder van God’, maar nauwkeuriger gezegd als Moeder van de vleesgeworden God. Nogmaals, dit heeft in de eerste plaats te maken met de incarnatie en de eenheid van de menselijke en goddelijke natuur van de Heer, en niet zozeer met een intrinsieke kwaliteit in Maria, die niet tot stand is gebracht door het werk van de genade in haar leven.
Voor degenen die vanaf het begin begaan zijn met de heiligheid van de menselijke persoon, kunnen we zien dat de ongeboren Johannes de Doper een zuigeling wordt genoemd, op dezelfde manier als de pasgeboren Jezus in het volgende hoofdstuk wordt genoemd. In dit verhaal is Jezus slechts een embryo van een paar weken en toch wordt er in volledig menselijke en goddelijke termen naar hem verwezen! Dit sluit natuurlijk aan bij de rest van de Bijbel waar ongeborenen onbewust als personen worden aangeduid (Ps139,13-16, Jer1,5, Gal1,15). Daarom heeft de Kerk zich door de eeuwen heen verzet tegen zowel kindermoord als abortus, ook al heeft zij vergeving en herstel aangeboden aan hen die een zwangerschap hebben afgebroken.
Laten we bidden dat ook wij de ogen en oren van Elisabeth zullen hebben om Gods werk te herkennen in het gewone en het nederige. Laten wij ook met Maria bidden dat wij bereid zullen zijn naar Gods stem te luisteren, wat ook de gevolgen mogen zijn voor onze manier van leven, vrije tijd en werk.