Wechsler is vooral bekend om zijn intelligentietests. Hij was een van de invloedrijkste pleitbezorgers van de rol van niet-intellectuele factoren bij het testen. Hij benadrukte dat andere factoren dan intellectuele capaciteiten een rol spelen bij intelligent gedrag. Wechsler had bezwaar tegen de enkele score van de Binet-schaal uit 1937. Hoewel zijn test niet direct niet-intellectuele factoren meet, houdt het zorgvuldig rekening met deze factoren in zijn onderliggende theorie. De Wechsler Adult Intelligence Scale (WAIS) werd eerst in 1939 ontwikkeld en vervolgens de Wechsler-Bellevue Intelligentietest genoemd. Hiervan leidde hij in 1949 de Wechsler Intelligentieschaal voor Kinderen (WISC) af en in 1967 de Wechsler Preschool and Primary Scale of Intelligence (WPPSI). Wechsler creëerde deze tests oorspronkelijk om meer te weten te komen over zijn patiënten in de Bellevue-kliniek en hij vond de toen gangbare Binet IQ-test onbevredigend. De tests zijn nog steeds gebaseerd op zijn filosofie dat intelligentie “het globale vermogen is om doelgericht te handelen, rationeel te denken, en effectief met de omgeving om te gaan” (geciteerd in Kaplan & Saccuzzo, p. 256).
De Wechsler-schalen introduceerden veel nieuwe concepten en doorbraken in de beweging voor intelligentietests. Ten eerste schafte hij de quotiënt scores van oudere intelligentietests af (de Q in “I.Q.”). In plaats daarvan kende hij een willekeurige waarde van 100 toe aan de gemiddelde intelligentie en voegde daar nog eens 15 punten aan toe of af voor elke standaardafwijking boven of onder het gemiddelde van de proefpersoon. Hoewel hij het concept van algemene intelligentie (zoals geconceptualiseerd door zijn leraar Charles Spearman) niet verwierp, verdeelde hij het concept van intelligentie in twee hoofdgebieden: verbale en prestatie (non-verbale) schalen, elk geëvalueerd met verschillende subtests.