Parental Imprinting
Een ander voorbeeld van epigenetische overerving, ongeveer 10 jaar geleden ontdekt bij zoogdieren, is ouderlijke inprenting. Bij ouderlijke inprenting hebben bepaalde autosomale genen schijnbaar ongebruikelijke overervingspatronen. Zo komt bijvoorbeeld het Igf2-gen van de muis alleen tot expressie als het van de vader van de muis is geërfd. Men zegt dat het gen maternaal ingeprent is, in die zin dat een kopie van het gen afkomstig van de moeder inactief is. Omgekeerd komt het H19-gen van de muis alleen tot expressie als het van de moeder is geërfd; H19 is vaderlijk ingeprent. Het gevolg van ouderlijke inprenting is dat ingeprente genen tot expressie komen alsof zij homozygoot zijn, ook al zijn er twee kopieën van elk van deze autosomale genen in elke cel. Bovendien, wanneer deze genen op moleculair niveau worden onderzocht, worden geen veranderingen in hun DNA-sequenties waargenomen. De enige veranderingen die worden waargenomen zijn extra methylgroepen (-CH3) op bepaalde basen van het DNA van de ingeprente genen. Bij de meeste hogere organismen worden sommige basen van het DNA gemethyleerd (Drosophila vormt hierop een uitzondering). Deze methylgroepen worden enzymatisch toegevoegd en verwijderd, door de werking van speciale methylasen en demethylasen. De mate van methylering hangt over het algemeen samen met de transcriptionele status van een gen: actieve genen zijn minder gemethyleerd dan inactieve genen. Het is echter onbekend of veranderde niveaus van DNA-methylering epigenetische veranderingen in de genactiviteit veroorzaken, dan wel of veranderde methyleringsniveaus het gevolg zijn van dergelijke veranderingen.
Wat hebben deze voorbeelden van epigenetische overerving met elkaar gemeen? De rode draad is dat een stuk van een chromosoom op de een of andere manier als verschillend kan worden bestempeld op basis van zijn voorouders of op basis van welke andere genen zich in hetzelfde genoom bevonden. Voor veel van deze voorbeelden zijn verschillen in DNA-methylering in verband gebracht met verschillen in genactiviteit. De onderliggende mechanismen en redenen waarom dergelijke systemen zijn geëvolueerd, lijken echter nog steeds nogal mysterieus.