Er zijn vele manieren om vindplaatsen te vinden, bijvoorbeeld door middel van surveys. Bij onderzoek wordt het land geanalyseerd op zoek naar artefacten. Het kan ook gaan om opgravingen, volgens het Archaeological Institute of America, “zoeken archeologen actief in gebieden waar waarschijnlijk menselijke populaties hebben gewoond, of op plaatsen waar volgens oude documenten en verslagen ooit mensen hebben gewoond”. Dit helpt archeologen in de toekomst. In het geval dat er geen tijd of geld was tijdens het vinden van de site, kunnen archeologen terugkomen en de site bezoeken voor verdere opgravingen om de omvang van de site te achterhalen. Archeologen kunnen ook willekeurig steekproeven nemen binnen een bepaald gebied als een andere vorm van onderzoek. Enquêtes zijn erg nuttig, aldus Jess Beck, “het kan je vertellen waar mensen op verschillende momenten in het verleden leefden.” Geofysica is een tak van onderzoek die steeds populairder wordt in de archeologie, omdat hierbij verschillende soorten instrumenten worden gebruikt om kenmerken onder het grondoppervlak te onderzoeken. Het is niet zo betrouwbaar, want hoewel ze kunnen zien wat zich onder het grondoppervlak bevindt, levert het niet het beste beeld op. Archeologen moeten het gebied nog opgraven om de waarheid aan het licht te brengen. Er zijn ook twee soorten geofysisch onderzoek die het meest voorkomen, namelijk magnetometrie en grondradar. Magnetometrie is de techniek waarbij patronen van magnetisme in de bodem worden gemeten en in kaart gebracht. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een instrument, magnetometer genaamd, dat nodig is om sporen van magnetisme in de bodem te meten en in kaart te brengen. De grondpenetrerende radar is een methode waarbij gebruik wordt gemaakt van radarpulsen om de ondergrond in beeld te brengen. Hij maakt gebruik van elektromagnetische straling in de microgolfband van het radiospectrum, en detecteert de weerkaatste signalen van structuren in de ondergrond.
Er zijn vele andere hulpmiddelen die kunnen worden gebruikt om artefacten te vinden, maar naast het vinden van artefacten moeten archeologen ook kaarten maken. Zij doen dit door gegevens van enquêtes of archiefonderzoek te nemen en deze in te voeren in een Geografisch Informatie Systeem (GIS), dat zowel locatie-informatie als een combinatie van verschillende informatie zal bevatten. Dit instrument is zeer nuttig voor archeologen die in een ander gebied onderzoek willen doen en willen zien of iemand anders al onderzoek heeft gedaan. Zij kunnen dit hulpmiddel gebruiken om te zien wat er al is ontdekt. Met deze informatie kunnen archeologen hun onderzoek uitbreiden en meer toevoegen aan wat er al gevonden is.
Traditioneel worden vindplaatsen onderscheiden door de aanwezigheid van zowel artefacten als kenmerken. Veel voorkomende kenmerken zijn de overblijfselen van haarden en huizen. Ecofacten, biologische materialen (zoals beenderen, schubben en zelfs uitwerpselen) die het resultaat zijn van menselijke activiteit maar niet opzettelijk zijn gemodificeerd, komen ook op veel archeologische vindplaatsen voor. In het paleolithicum en het mesolithicum is ook alleen al een strooiing van silexvlokken een site die het bestuderen waard is. Verschillende archeologen kunnen een oude stad en een nabijgelegen begraafplaats als twee verschillende sites beschouwen, of als deel uitmakend van dezelfde ruimere site. De voorschriften van de landschapsarcheologie trachten elke afzonderlijke eenheid van menselijke activiteit te zien in de context van de ruimere omgeving, waardoor het concept van de site als een afgebakend gebied nog verder wordt vervormd. Bovendien zouden geo-archeologen of milieu-archeologen ook een opeenvolging van natuurlijke geologische of organische afzettingen, in afwezigheid van menselijke activiteit, beschouwen als een site die het waard is bestudeerd te worden.
Archeologische sites ontstaan gewoonlijk door menselijke processen, maar kunnen ook onderhevig zijn aan natuurlijke, post-depositionele factoren. Culturele overblijfselen die door sedimenten zijn bedolven, hebben in veel omgevingen meer kans om bewaard te blijven dan blootgelegde culturele overblijfselen. Natuurlijke processen die leiden tot de afzetting van sedimenten zijn alluviale (watergerelateerde) of eolische (windgerelateerde) natuurlijke processen. In oerwouden en andere gebieden met een weelderige plantengroei kan ontbonden vegetatief sediment resulteren in bodemlagen die over overblijfselen worden afgezet. Colluviatatie, het bedelven van een site door sedimenten die door de zwaartekracht worden verplaatst (hillwash genoemd) kan ook voorkomen op sites op hellingen. Menselijke activiteiten (zowel opzettelijk als incidenteel) begraven ook vaak vindplaatsen. Het is in veel culturen gebruikelijk dat nieuwere bouwwerken bovenop de resten van oudere bouwwerken worden gebouwd. De stadsarcheologie heeft zich speciaal ontwikkeld om met dit soort sites om te gaan.
Veel sites zijn het onderwerp van lopende opgravingen of onderzoek. Let op het verschil tussen archeologische vindplaatsen en archeologische ontdekkingen.