American Anti-Slavery Society, (1833-70), promotor, met zijn staats- en plaatselijke hulptroepen, van de zaak van onmiddellijke afschaffing van de slavernij in de Verenigde Staten.
Als belangrijkste activistische tak van de Abolition Movement (zie abolitionisme), werd de vereniging in 1833 opgericht onder leiding van William Lloyd Garrison. In 1840 waren er 2.000 hulpverenigingen, met een totaal ledental dat varieerde van 150.000 tot 200.000. De genootschappen sponsorden bijeenkomsten, namen resoluties aan, ondertekenden antislavernijpetities die naar het Congres werden gestuurd, publiceerden tijdschriften en vroegen om abonnementen, drukten en verspreidden propaganda in grote hoeveelheden, en zonden agenten en sprekers uit (70 alleen al in 1836) om de antislavernijboodschap aan een noordelijk publiek over te brengen.
Deelnemers aan de genootschappen waren voornamelijk afkomstig uit religieuze kringen (b.v, Theodore Dwight Weld) en filantropische achtergronden (bijv. zakenlieden Arthur en Lewis Tappan en advocaat Wendell Phillips), maar ook uit de vrije zwarte gemeenschap: zes zwarten maakten deel uit van de eerste Raad van Managers. De openbare bijeenkomsten van de vereniging waren het meest effectief wanneer ze werden bijgewoond door de welsprekende getuigenissen van voormalige slaven als Frederick Douglass of William Wells Brown. De antislavernij-activiteiten van de vereniging stuitten vaak op gewelddadige publieke tegenstand, waarbij menigten bijeenkomsten binnenvielen, sprekers aanvielen en persen in brand staken.
In 1839 splitste de nationale organisatie zich op vanwege fundamentele verschillen in benadering: Garrison en zijn volgelingen waren radicaler dan de andere leden; zij veroordeelden de Amerikaanse grondwet als steun aan de slavernij en drongen aan op het delen van de organisatorische verantwoordelijkheid met vrouwen. De minder radicale vleugel, geleid door de gebroeders Tappan, vormde de American and Foreign Anti-Slavery Society, die pleitte voor morele overreding en politieke actie en die rechtstreeks leidde tot de geboorte van de Liberty Party in 1840. Door deze verdeeldheid in de nationale leiding werd het grootste deel van de activiteiten in de jaren 1840 en ’50 uitgevoerd door staats- en plaatselijke verenigingen. Het antislavernijverhaal kwam in de hoofdstroom van de Amerikaanse politiek terecht via de Free-Soil Party (1848-54) en vervolgens de Republikeinse Partij (opgericht in 1854). De American Anti-Slavery Society werd formeel ontbonden in 1870, na de Burgeroorlog en de Emancipatie.