Het Environmental Protection Agency (EPA) van de VS heeft aangekondigd tegen 2035 alle aanvragen voor en financiering van onderzoek met zoogdieren af te schaffen, en de Nederlandse minister van Landbouw streeft ernaar dat Nederland tegen 2025 “wereldleider wordt op het gebied van innovaties zonder proefdieren”. Deze ambitieuze doelstellingen van Nederland en de VS worden ook op EU-niveau gesteund, waarbij zowel de burgers als het bedrijfsleven de komende jaren aanzienlijke reducties verwachten.

Het is belangrijk te erkennen dat de meeste wetenschappelijke doorbraken en biomedische successen tot op heden te danken zijn aan het gebruik en de beproeving van dieren, zonder welke veel successen niet mogelijk zouden zijn geweest (bijvoorbeeld de toename van de overlevingskansen bij kanker, vaccinaties en de uitroeiing van ziekten zoals de pokken). Met de moderne vooruitgang van wetenschap en technologie gaan we nu een nieuw tijdperk in van methodologieën om ziekten en mechanismen bij de mens te begrijpen.

Professor Pierfranco Conte, hoogleraar oncologie aan de universiteit van Padua en directeur van de afdeling medische oncologie 2 van het Istituto Oncologico Veneto in Padua : “Diermodellen zijn nog steeds essentieel voor sommige onderzoekgebieden, b.v. oncologie, farmacologie, immunologie en neurologie, waar complexe interacties tussen cellen en weefsels essentiële onderdelen van het onderzoek zijn. De toenemende motivatie van wetenschappers om experimentele systemen te optimaliseren en te standaardiseren heeft echter geleid tot de ontwikkeling van betere experimentele praktijken, waaronder voorafgaande tests in vitro en ex vivo screeningtechnieken alvorens tests in vivo worden uitgevoerd”.

Professor Conte en collega-professor Vincenzo Ciminale, een experimenteel oncoloog, hebben geconstateerd dat het aantal gebruikte proefdieren de afgelopen 10-15 jaar gestaag is afgenomen. Zij merkten op dat zij “zelfs nog belangrijker, een dramatische verbetering hebben waargenomen in de aandacht voor het welzijn van de dieren en voor de geschiktheid van de procedures voor de verzorging van de dieren”. Zij voorspellen dat “met de ontwikkeling van technologieën en 3D ex vivo culturen zoals sferoïden en organoïden, het gebruik van proefdieren in de toekomst verder zal worden teruggedrongen”.

Europese vooruitgang

In de EU is sinds 1986 wetgeving van kracht betreffende het gebruik en de bescherming van dieren voor wetenschappelijke doeleinden. Met Richtlijn 2010/63 heeft de EU duidelijk het uiteindelijke doel van volledige vervanging vastgesteld en heeft zij de beginselen van de 3 V’s expliciet in de wetgeving verankerd. Bij de richtlijn is ook formeel het referentielaboratorium van de Europese Unie voor alternatieven voor dierproeven (EURL ECVAM) bij het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC) van de Europese Commissie opgericht, dat de opdracht heeft de ontwikkeling, validering en internationale acceptatie van alternatieve methoden te ondersteunen.

Professor Maurice Whelan, hoofd van EURL ECVAM bij het GCO, Ispra, Italië: “Het GCO is de wetenschaps- en kennisdienst van de Commissie en is al bijna 30 jaar actief in het bevorderen van de 3V’s op talloze manieren, zowel voor toxicologisch testen als, meer recentelijk, voor gebruik in fundamenteel en toegepast onderzoek. We werken natuurlijk niet alleen, maar werken nauw samen met regelgevende instanties, onderzoeksconsortia, NGO’s en overheidsinstanties over de hele wereld om ervoor te zorgen dat we allemaal dezelfde kant op gaan”.

In 2005 werd het European Partnership for Alternative Approaches to Animal Testing (EPAA) opgericht, een publiek-privaat partnerschap tussen de Europese Commissie en het bedrijfsleven met als visie “de vervanging, vermindering en verfijning (3V’s) van het gebruik van dieren om aan wettelijke vereisten te voldoen door middel van betere en meer voorspellende wetenschap”. Hun missie bestaat erin de ontwikkeling en acceptatie van nieuwe alternatieve benaderingen te bevorderen. De focus van hun jaarlijkse conferentie in oktober 2019 lag op het opbouwen van vertrouwen in het gebruik van de 3V’s, met name door regelgevende overheidsinstanties en wetenschappers in de industrie. Voorbeelden waardoor dit wordt bereikt is door het opleiden van de volgende generaties veiligheidsbeoordelaars in niet-dierlijke methoden, het houden van werksessies en het voortzetten van de communicatie en open dialoog tussen de industrie, de academische wereld, ngo’s, regelgevende instanties en andere openbare en particuliere organisaties.

Sinds 2013 zijn dierproeven voor cosmetica en de verkoop en marketing van cosmetica die op dieren zijn getest, verboden in de EU, terwijl er een roep blijft om wereldwijde actie en een wereldwijd verbod. Uit een Eurobarometer-enquête die in 2015 binnen de 28 lidstaten (27.672 deelnemers) werd gehouden, bleek dat 89% het ermee eens was dat “de EU meer moet doen om internationaal een groter bewustzijn van dierenwelzijn te bevorderen”. In het jaar 2017 werden in de EU bijna 9,4 miljoen dieren gebruikt voor wetenschappelijke en experimentele doeleinden.

Mevrouw Tilly Metz, Luxemburgs lid voor de Groenen/EVA-fractie van het Europees Parlement: “De interfractiewerkgroep Dierenwelzijn van het Europees Parlement is ook van plan de noodzaak te benadrukken van het stimuleren van proefdiervrij onderzoek, en het ontmoedigen van investeringen in proefdieronderzoek in relevante missies en projecten van Horizon Europa. Wij zullen ons inzetten voor concrete wetswijzigingen en met voorstellen en suggesties komen voor strengere normen voor dierenwelzijn en betere controles.”

Wat zijn alternatieve benaderingen voor dierproeven?

Voordat een geneesmiddel kan overgaan tot klinische proeven op mensen, moet bewezen zijn dat het veilig en verdraagbaar is. Daarom moeten gevalideerde, alternatieve methoden de traditionele dierproeven vervangen. Voorbeelden van mogelijke modellen zijn 2D en 3D menselijke cel- en weefselmodellen, organoïden en organ-on-a-chip modellen, en virtuele/computationele modellering met behulp van innovatieve technologieën en kunstmatige intelligentie (AI).

Dr. Jason Johnson en promovendus Rosaria Bianco aan de Universiteit van Bristol hebben gewerkt aan een nieuwe menselijke ex vivo-methode die het gebruik van knaagdieren vervangt voor het bestuderen van aneurysmavorming en -progressie, gefinancierd door het National Centre for the Replacement Refinement & Reduction of Animals in Research (NC3Rs) en de British Heart Foundation. Dr. Johnson en zijn laboratorium hebben met succes aangetoond dat deze methode even goed werkt als traditionele muismodellen.

Dr. Jason Johnson, Senior Research Fellow van de British Heart Foundation, universitair hoofddocent cardiovasculaire pathologie en hoofd van het laboratorium voor cardiovasculaire pathologie aan de Bristol Medical School, University of Bristol : “Onze bevindingen ondersteunen het gebruik van dit model voor toekomstige studies naar aneurysma’s en bieden een alternatief voor ethisch uitdagende dierexperimenten, waardoor het aantal muizen dat voor dergelijke studies wordt gebruikt, wordt verminderd”.

Alternatieve modellen kunnen ziekten bij de mens beter voorspellen en modelleren dan traditionele dierproeven, bijvoorbeeld op het gebied van toxiciteit, biologische beschikbaarheid en reproduceerbaarheid.

Professor Whelan merkt op: “In veel gevallen kunnen traditionele dierproeven gegevens opleveren die niet van de ene diersoort naar de andere kunnen worden geëxtrapoleerd, waardoor misleidende conclusies kunnen worden getrokken over bijvoorbeeld de veiligheid of werkzaamheid van een geneesmiddel wanneer dit bij de mens wordt gebruikt. Momenteel voert EURL ECVAM een reeks belangrijke studies uit om niet-dierlijke modellen die momenteel worden gebruikt voor fundamenteel en toegepast onderzoek op zeven ziektegebieden, waaronder neurodegeneratieve (bv. Alzheimer, Parkinson, enz.) en ademhalingsziekten (bv. cystische fibrose, astma, enz.) te evalueren. Deze niet-dierlijke modellen bevorderen ook de innovatie en het concurrentievermogen binnen de EU, bijvoorbeeld door de oprichting van nieuwe biotechnologiebedrijven aan te moedigen en nieuwe instrumenten te verschaffen voor een efficiëntere ontwikkeling van geneesmiddelen en een “veilig ontwerp” van chemische stoffen die worden gebruikt in het enorme scala van producten waarover wij beschikken”.

Belemmeringen en vooruitzichten

De acceptatie door de regelgevende instanties is een van de grootste uitdagingen die een significante invoering van de 3V’s op het gebied van regelgevend onderzoek in de weg staan. De financiële kosten van de ontwikkeling van alternatieve methoden is ook iets dat niet kan worden genegeerd. Er is misschien ook een algemene mentaliteit die in twijfel moet worden getrokken, moet worden aangepast en moet worden bijgestuurd. In de toxicologische sector bijvoorbeeld voelen traditioneel opgeleide wetenschappers zich wellicht meer op hun gemak bij het voortzetten van de praktijken die zij kennen. Mevrouw Metz stelt dat “we een evolutie van mentaliteit en houding nodig hebben: veel wetenschappers zijn er nog steeds van overtuigd dat we deze proeven op dieren nodig hebben. Men zou er niet verkeerd aan doen te spreken van een traditie, en zoals we weten kan het zeer moeilijk zijn zogenaamde “tradities” te veranderen”. Dr. Johnson merkt op dat wetenschappelijke tijdschriften ook een rol moeten spelen bij het wegnemen van belemmeringen: “Er moet een verandering komen in de houding van recensenten en tijdschriften ten opzichte van studies die nieuwe alternatieve benaderingen van dierproeven ontwikkelen en/of toepassen”.

Dr. Johnson constateert positieve vooruitgang in de wetenschappelijke gemeenschap – “De houding is zeker aan het veranderen, de NC3R’s zorgen voor veel conferenties en bijeenkomsten waar het 3V-concept wordt belicht naast voorbeelden van beste praktijken”. Professor Conte moedigt de EU aan proefdiervrij onderzoek te bevorderen en stelt bijvoorbeeld voor “meer financiële middelen beschikbaar te stellen om de ontwikkeling van innovatieve modellen van menselijke ziekten te stimuleren, teneinde dierproeven voor nieuwe geneesmiddelen tot een minimum te beperken of mogelijk geheel te vervangen”.

Voortdurende, constructieve dialoog tussen alle belangrijke belanghebbenden, waaronder NGO’s, regelgevende instanties, wetenschappers en de industrie, is van essentieel belang om positieve vooruitgang te boeken in de richting van een situatie waarin uiteindelijk geen dierproeven meer nodig zijn. Over het geheel genomen lijkt het erop dat we de goede kant opgaan, met hopelijk nog meer snelle en positieve veranderingen in het verschiet.

Nuttige links :

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.