Een prominente term in de kennistheorie sinds de zeventiende eeuw, betekent “a posteriori” een soort kennis of rechtvaardiging die afhangt van bewijs, of rechtvaardiging, uit zintuiglijke ervaring. A posteriori waarheid is waarheid die niet gekend of gerechtvaardigd kan worden onafhankelijk van bewijs uit zintuiglijke ervaring, en a posteriori begrippen zijn begrippen die niet begrepen kunnen worden onafhankelijk van verwijzing naar zintuiglijke ervaring. A posteriori kennis staat in contrast met a priori kennis, kennis die geen bewijs uit zintuiglijke ervaring behoeft. A posteriori kennis is empirische, op ervaring gebaseerde kennis, terwijl a priori kennis niet-empirische kennis is. Standaardvoorbeelden van a posteriori waarheden zijn de waarheden van de gewone perceptuele ervaring en de natuurwetenschappen; standaardvoorbeelden van a priori waarheden zijn de waarheden van de logica en de wiskunde. De gangbare opvatting van het onderscheid tussen a posteriori en a priori kennis als het onderscheid tussen empirische en niet-empirische kennis is afkomstig uit Kant’s Kritiek van de zuivere rede (1781/1787).